Niemand ging mooier dood dan mijn vader. In de zomer van 2007 werd in het ziekenhuis slokdarmkanker vastgesteld en kreeg hij slechts enkele maanden mee naar huis. Hij zuchtte tweemaal diep en was er klaar voor.
De spiegel-analyse
Wie ben ik?
Natuurlijk, er zijn zorgeloze zielen, die onbekommerd door het leven gaan en ongegeneerd een voetbalwedstrijd tussen Albanië en Slowakije uitkijken. Zij hebben genoeg aan een beknopt CV om te weten wie ze zijn en, als het hun tijd is, zullen zij vast en zeker zonder complicaties tot het Koninkrijk der Hemelen worden toegelaten.
Daarnaast heb je complexe individuen, die kampen met een identiteitscrisis of tenminste af en toe op gespannen voet met zichzelf staan, zoals ik. Zo stapte ik maandag bijvoorbeeld na een teleurstellend verlopen tennisweekend onder de douche vandaan en zag in de beslagen badkamerspiegel een vreemde man, die terugkeek. Natuurlijk ken ik die kop, maar ik heb af en toen geen idee wat hem bezielt.
Bovenmodale Amerikanen wenden zich op zo’n moment tot een psychotherapeut en koesteren zich aan hun analyses, die volgens de regels van de markteconomie altijd naar meer smaken. Maar mijn ingegroeide achterdocht vraagt zich dan af, afgezien van hun Freuduleuze verdienmodel, waar zo’n therapeut door wordt gedreven. Want ook hij of zij (of het) is een mens met de nodige tekortkomingen, beurse plekken en met een blinde hoek. Ik zou hun bevindingen wantrouwen, vooral als die opbeurend van toon zijn en duidelijkheid scheppen.
Ik hecht meer geloof aan de grote zionist Abel Herzberg, die aan het eind van zijn bewogen leven zei: ‘Wij begrijpen niets.’ De wijsgeer Socrates beschouwde zichzelf als onwetend en Jules Deelder schreef over De ontdekking van het heelal: ‘Hoe verder men keek, hoe groter het leek.’ Daarom verlaat ik mij op de Spiegel-analyse.
De Spiegel-analyse
Hoe dat werkt? Dat kan ik uitleggen, want ik heb hem zelf bedacht. Let op! Maak een fotoportret met een camera en zelfontspanner, want alleen zo kijk je in de spiegel van je eigen ziel. Een zwartwit print op A4 formaat verdeel je in 7x10 vakjes van 3x3 cm, die je op de achterkant nummert, voor je ze losknipt en in een grabbeldoosje doet. Op een vel tekenpapier markeer je 7 x 10 tekenvelden van 4x4 cm met enige tussenruimte, eveneens genummerd. Volg je me nog?
Op een onbelast moment – voor mij is dat na de ochtendkoffie – grabbel je een snipper uit het doosje. Je neemt die vlekken met potlood over naar het tekenveldje met hetzelfde nummer en maakt daarvan spontaan een pentekening van het eerste, waar je aan moet denk. Daaronder noteer je intuïtief een thema en dan grabbel je de volgende snipper. Makkie. Een kind kan tekenen, het is bijna gratis en het resultaat zal je verbazen.
Toen ik zag, dat het best wel zou gaan lijken, overwoog ik enkele miniaturen over te tekenen, die al zoekend de mist in waren gegaan, maar toen realiseerde ik mij, dat dit zelfbedrog zou zijn. Ik hoef mijzelf niet voor de gek te houden. Het resultaat is niet de beste versie van mezelf, maar de meest onmiddellijke versie van mijzelf, en bovendien een spiegel-analyse in 70 pentekeningen met 70 thema’s.
Toen ik de tekeningen tegen elkaar schoof, losten ze op in het totaalbeeld. Schoof ik ze uit elkaar, dan werden het weer 70 tekeningen. Om een evenwicht te zoeken besloot ik ze interactief in te lijsten, dus zo dat ik ze uit elkaar kan schuiven en misschien zelfs wel in een andere configuratie kan ordenen, voor als ik in een abstracte bui ben. Een kier van 5 mm leverde het beste compromis op tussen mijzelf als geheel en mijn geanalyseerde complex, althans voorlopig.
De weerwolf
Over complexen gesproken, toen ik klaar was begon het pas, want eigenlijk het was om die tekeningen en bijgeschreven thema’s begonnen. Sommigen, die uit mijn bewustzijn waren ontsproten, kon ik wel thuisbrengen, maar de meesten leverden vooral verwondering en verwarring op. Toch waren dit geen verzinsels van een gestudeerd therapeut, maar oprispingen van mijn eigen naakte ziel.
Ik probeerde aanknopingspunten te vinden en verklaringen te verzinnen, maar die bleken vloeibaar. Want twee dagen later riepen ze weer iets anders op. Over het algemeen vond ik de thema’s best positief en opgewekt. Dat stelde mij gerust. Zelfs een thema als Binnen zonder kloppen (de lege wachtkamer van de dood boven mijn linkeroog) boezemt mij geen angst in. Maar wat moest ik in Godsnaam met die weerwolf in mijn haar? Ik gruwel van horror.
Afgelopen maandag moest ik meteen denken aan mijn gedaanteverwisseling tijdens een tenniswedstrijd, toen ik over het net had willen springen om een klootzak op zijn bek te slaan, na een opzettelijke en kwaadaardige aanslag op mijn vrouw. En juist mijn liefde voor haar had mij daarvan weerhouden – zij houdt niet van ophef – met een heftig innerlijke conflict als gevolg.
Maar gisteren – het weekend was alweer naar de achtergrond gezakt – moest ik denken aan de gedaanteverwisseling van de mensen in mijn dromen, inclusief ikzelf. Freud zal daar vast een hoofdstuk aan hebben gewijd, maar ik noem dat een andere werkelijkheid zonder god of gebod, die de boel in balans houdt. Die weerwolf, hoe wreedaardig ook, is dus mijn vriend. Al sluit ik niet uit, dat ik daar volgende week weer anders over denk. Toch ben ik nu op mijn hoede: het ligt op de loer. HET!