Toen ik tijdens de feestdagen Black Magic Woman van Fleetwood Mac weer eens op de radio hoorde, dacht ik met weemoed terug aan de Jouster Drukkerij, ofwel de VJD. Niet alleen omdat ik dat plaatje daar voor het eerst hoorde, maar ook omdat de VJD net als Fleetwood Mac twee levens kent.
De verloren stad
Confucius zei het al: De weg zelf is de reis. Neem nu mijn project De Verloren Stad.
Complex
In den beginne was er die plaat Complex, die ik bij het opruimen van de werkplaats tegenkwam. Anderhalf jaar geleden had ik resten plaatmateriaal gerecycled tot een nieuw plaatmateriaal: ik noem dat Complex. Even later maakte ik voor een fotoproject een kunstwerk van die plaat en de kleurige bouwblokken van de kinderen. Maar toen de foto was gemaakt, moest hij uit elkaar, want ze kwam binnenkort weer logeren. De kleinkinderen.
Weliswaar erg circulair, maar omdat zich niet meteen een nieuwe toepassing opdrong, waren er dagen, weken, zelfs maanden dat er niet aan dacht. Tot ik de werkplaats weer eens opruimde, dus. En omdat ik niet alleen veel resthout heb, maar ook veel verfresten van het huis, legde ik hem op de werkbank en smeerde er met een oude kwast een restje grondverf overheen. Er kwamen wat vellen en klonten mee. Kennelijk moest dat zo zijn.
Toen ik met een verknipte kussensloop mijn handen schoonwreef, bekeek ik het resultaat. Het zag eruit als een begin, maar wat moest het worden? Wit met reliëf en een orthogonale vlakverdeling. In den beginne, dacht ik lukraak, was de aarde woest en ledig. Begint het scheppingsverhaal in de Bijbel niet zo, ongeveer?
Die schepping was best een knap stuk werk van God, dacht ik bij mezelf, tot Hij op zijn vrije zondag de mens schiep. Had Hij volgens de Gereformeerde beginselen op de zevende dag werkelijk rust gehouden, dan waren wij er niet geweest en hadden wij ook geen scheppingsverhaal bedacht, met Hem in de hoofdrol. Wellicht heeft God die zondag ook gelijktijdig de kip en het ei geschapen. Maar inmiddels weten wij waar die schepping toe zal leiden. Want vouw de krant van de laatste honderd jaar uit en neem je wat afstand – nog meer, meer, meer, juist – dan zie je een soort omgekeerd scheppingsverhaal. We gaan onherroepelijk naar de kloten. Niet de aarde natuurlijk – die heeft een komeetinslag en een zondvloed overleefd – nee, de mensheid, wij, al zal het onze tijd wel duren. Maar om een lang verhaal kort te maken, toen mijn handen schoon waren, wist ik het: De verloren stad. Dat ging ik maken.
De schepping
Nu had ik nog nooit een schilderij gemaakt, dus leek het me verstandig eenvoudig te beginnen. God, die ook nog nooit een wereld had geschapen, begon met de boel eerst maar eens te scheiden: hemel en aarde, licht en duisternis, land en water. Dus met een potje Royal Blue (bijna zwart) begon ik van rechts – handje zaagsel van de vloer voor wat structuur – en met een restje RAL 9010 (klakkeloos wit) streek ik door naar links. Om volledig circulair te werken met één ouwe kwast. Kleurvervuiling was dus inherent. Na zo’n tien minuutjes kwasten legde hem in het gras te drogen.
Toen hij tegen de avond droog was, zette ik hem op een keukenstoel en maakte een foto.
Mijn vrouw kwam erbij staan en riep: ‘Wow! Geweldig! Niets meer aan doen! Die kan zo op de overloop!’ Ze werd erg verdrietig, ja, zelfs een beetje opstandig, toen ze hoorde dat ik er nog veel meer verfresten overheen ging smeren. ‘Maak het nou niet te ingewikkeld,’ maande ze. Toen vroeg ze of ik hem een kwartslag wilde draaien. Zo leek hij tenminste op een stad.
‘Maar het is geen schilderij,’ zei ik, ‘het is een maquette.’ Ik had hem inderdaad plat geschilderd. Huisverf loopt uit als je het dik aanbrengt, maar nu realiseerde ik me, dat ik ook nog een enorme partij schroefjes en andere rommel had, die ik ook best kon verwerken.
Die nacht begreep ik pas, waar ik echt mee bezig was. Het ging niet om een voltooid kunstwerk, maar om het proces, de stappen. Mijn vrouw vond dat hij klaar was en altijd zo moest blijven. Natuurlijk, net als iedere volgende stap, die ook altijd zo moet blijven. Altijd in het licht van de absolute eeuwigheid, dus een dag, misschien een week.
Rood en geel
De volgende stap werd knalrood, van de doordeur. Al schetsend voor de tv had ik bedacht dat het stratenplan van mijn stad enerzijds een herkenbaar grid moest zijn, maar anderzijds niet te strak. En rood dekt lastig, dus het moest dik. Daarom sneed ik een lege terpentijnfles doormidden en boorde in de onderkant een gaatje. Met een vinger eronder gieterde ik het statenplan uit. Wat spetters, twee vluchtroutes over de rand en klaar was hij weer.
Tijdens het reinigen van mijn handen realiseerde ik me, dat ik volgens mijn vrouw al een grens over was gegaan. Voor mijzelf nog niet, maar ooit zou dat moment komen. De ultieme consequentie van dit project was niet een perfect of optimaal eindresultaat voor aan de muur (of aan het plafond). Wanneer was de mensheid optimaal? Dat is een kwestie van smaak en waar je geboren bent. Iedereen mag dat voor zichzelf bepalen, maar het is evident, dat wij inmiddels een grens zijn gepasseerd en wij denderen ook gewoon door. Dit project werkte toe naar een stadium ver voorbij dat optimale resultaat, misschien wel tot de totale vernietiging: schoonmaken en opnieuw gronden. Zou ik dat kunnen? Die nieuwe uitdaging gaf mij een enorme kick.
Met het geel van de binnendeuren boven dus schilderde ik de volgende dag de rand donkergeel. Ik had nog overwogen de gegronde lijst eerst te stoppen en te schuren, maar splinters en schroefgaten horen gewoon bij een Verloren Stad. Met een roerstokje smeerde ik nog wat geel over het wit en met een gekortwiekte penseel tekende ik pikzwart in het donkere deel. Tekens, die geleidelijk overgingen in kliedertjes.
Tijdens het reinigen van de handen – inmiddels een dagelijks meditatief moment – dacht ik: ‘Nu ben ik waarschijnlijk al te ver gegaan.’ Dat voelde vreemd, ook al was het de bedoeling, ook al was het inherent aan dit project. Vermoedelijk omdat ik me er niet bewust van was geweest. Het was me overkomen. Maar ook dat sloot naadloos aan bij het thema, toch?
Toen ik hem aan het eind van de middag buiten op de keukenstoel zette om te fotograferen, zei mijn vrouw: ‘Och, daar is het wel van opgeknapt, maar zet hem nog eens op zijn kant …’ Dat was erg verwarrend. Misschien was ik nog net niet te ver gegaan, maar de volgende stap met schroeven en ijzerdraad was dat ongetwijfeld wel.
Voorlopige voorziening
Na een droomloze nacht werd ik gewekt door de wekker en had geen idee hoe ik verder moest. Hoe ging ik te werk en waar stond dat voor in de analogie van de mensheid? Ik zou natuurlijk gewoon kunnen beginnen, want een misstap met schroeven was eenvoudig te herstellen. Maar dat besef boezemde me zo mogelijk nog meer vrees in. De verleiding om toch op mijn schreden terug te keren, zou blijven knagen. En juist dat zou van De Verloren Stad een mislukt project kunnen maken. Hoe was het toch mogelijk, dat ik zo achteloos de ondergang van de mensheid aanvaardde, terwijl een ding van waardeloos materiaal, dat door toeval, willekeur en, vooruit, een handjevol inspiratie tot stand was gebracht, mij zo beklemde.
Tijdens de koffie legde ik mijn dilemma voor aan mijn vrouw. Ze zei: ‘Dan laat je het toch gewoon even liggen. De voordeur loopt aan en de gootsteenkraan lekt. Zodra je eraan toe bent, kun je er altijd weer verder mee gaan.’
Dat was het! Perfect! Met het verhaal, dat ik hem ooit weer woest en ledig ga maken, kan ik voorlopig wel even vooruit.