Van al mijn vrienden ken ik de muzieksmaak, maar niet van mijn vriend Koos van der Sloot. Dat was de blinde vlek in onze vriendschap. We zijn samen naar Iggy Pop geweest (Koos’ vaste commentaar was: ‘Wat een beest!’), dus daar hield hij van, maar waar hield hij nu echt van? Wat was zijn favoriete LP/CD? Wat was voor hem een 10? Geen idee.
Mijn genetische leesstoel
De salontafel
Toen mijn ouders in januari ‘55 trouwden, was mijn vader al 18 jaar meubelmaker bij Zijlstra’s Meubelfabriek, maar hij had niets gespaard. Hij had vooral geleefd. Toch leende hij, tegen de spaarzame moraal van die tijd in, 12000 gulden, waarvoor aannemer Jelle de Lange uit St Nyk borg stond. Die geloofde in mijn vader en bouwde voor hem en een collega een dubbele doorzonwoning op de laatste open kavel aan de Hobbe van Baerdtstraat in Joure.
In de avonduren maakte mijn vader het complete meubilair van donkerbruin eikenhout, de kleur van mijn prille jeugd. Mijn vader was trots op zijn meubels, die naar eigen zeggen onverwoestbaar waren. Dat placht hij te bewijzen door voor het oog van het bezoek een sigaret op de lak van de salontafel uit te drukken. De as veegde hij vervolgens in de asbak en – o wonder – er was niets meer van te zien!
Toch werd dat meubilair in de loop der jaren vervangen, want door de wederopbouw moest zelfs een meubelmaker aan de gesel van mode geloven. Tijdloos was ouderwets geworden. Het verhuisde naar zolder en als de kinderen het huis uit gingen, kregen ze wat mee. Er is inmiddels niet veel meer in de familie, maar vorig jaar kwam die oude salontafel na omzwervingen zomaar weer mijn kant op. Toen mijn ouders naar de Zuiderveldstraat verhuisden, kreeg ik een eigen zolderkamer met daarin diezelfde tafel. Dat voelde vertrouwd. Maar toen ik twee jaar later ging samenwonen, bleef hij staan, want mijn vriendin vond hem niet mooi. Zij had al een eikenhouten salontafel uit grootmoeders tijd. In de jaren 70 was dat hip.
Toen ik mijn huidige vrouw het verhaal van die peuken van mijn vader vertelde, zag ik warempel een schroeiplek. Het was dus toch één keer misgegaan. Die tastbare herinnering aan de grootspraak van mijn vader ontroerde mij. Hij was niet alleen trots op zijn vakmanschap, maar ook op zijn kinderen en kleinkinderen. Vroeger vond ik dat genant. Achteraf was het allemaal liefde.
Een beetje van mijn ouders en een beetje van mezelf
Maar wat moest ik met die tafel? Door de jaren wijs geworden, vertik ik nog langer meubels naar de zolder te brengen. Mijn zoons hebben allebei lieve vriendinnen, die VT Wonen raadplegen, dus besloot ik de salontafel van mijn vader te promoveren tot leesstoel voor de nieuwe werkkamer, die ik na mijn pensionering betrok.
Ik hou ervan om meubels te maken, want het maken is een onderdeel van het ontwerpen. Bij Jan Sikkes kocht ik een bijpassend stofje en schuimrubber. Dat legde ik in een mockup, die ik van oud materiaal had gemaakt, om te kijken of hij goed zat. Actief ontspannen, dat was de bedoeling.
In mijn werkplaats vogelde ik de constructie zo uit, dat ik op een handvol restjes na, alles heb opgebruikt. Ik besloot de gezaagde kanten niet bij te kleuren, maar eerlijk te laten zien. Het tafelblad hoefde ik niet opnieuw te lakken. Op die schroeiplek en 68 jaar butsen na, mankeert er eigenlijk nog niets aan. Mijn vrouw heeft de kussens genaaid. Ik heb zelf die stoel gemaakt, maar ook gebruik gemaakt van het werk van mijn vader. Het ontwerp is van mij, maar ontstaan uit de vorm van die tafel, waar ik niets van weg wilde gooien. Mijn moeder pleegt te zeggen, dat ik dat ‘prutsen met hout’ van mijn vader heb, en dat ik het schrijven van haar heb en misschien is dat wel zo. Daarnaast heb ik ook nog het één en ander van mezelf, denk ik, maar waar precies de scheiding ligt, is steeds moeilijker te ontwarren.