Mensen spreken graag van ‘het kind in mij’. Kijk mij een! Die onbevangenheid en intuïtieve manier van doen ben ik nog niet kwijt. Maar was dacht in dat geval van ‘de baby in mij’?
Denkend aan Zusje
Dankzij de anderen
Toen ik mijn zusje een foto van Meneer Houtman liet zien, zei ze: ‘Je moet hem op een steiger neerzetten, de nieuwe steiger van Salt bijvoorbeeld, bij Terherne …’ Ik wist niet meteen, wat ik met die suggestie aan moest, maar zij had dat beeld in mijn hoofd geplant en op een dag vulde het zich als vanzelf met betekenis. Met de brug van Hearesyl op de achtergrond was dat: wachten.
Met mijn tennisvriend fietste ik daar op een mooie zomermiddag naartoe en ik liet hem, in plaats van mijn houten vriend, proefzitten. Het was net Sneekweek en de steiger bij Salt lag vol met boten, waardoor een foto vanaf die plek ondenkbaar was. Bij de brug lagen aan weerszijden 2 x 2 korte steigers – voor elke zonnestand één. Daar lagen, in verband met de golfslag, geen boten aangemeerd, maar de brug was op die foto’s wel heel prominent aanwezig. Wat zou mijn vriendin, de fotograaf, daar wel niet van vinden? Ik hoorde haar al zeggen: Weer veel te druk, Herman. En mijn kritische broer zou natuurlijk zeggen: Een steiger en een brug. Nou en?
Op een doorwaakte nacht zag ik opeens het beeld van de hengelaar, verloren in het lege landschap. Een visser moet donker weer hebben en voor een Sneekermeer moest de vakantie eerst voorbij zijn. Ik heb geen hengel, maar maakte er één van een lange wilgentak. Daar knoopte ik een dik koord aan vast en een mega dobber, gemaakt van een bal van de kleinkinderen, waarin ik een afgezaagd deel van de fietsvlag van het Vehikel stak. Als ballast knoopte ik er een ringsleutel 24 van wijlen mijn schoonvader aan vast. Zo was de dobber niet alleen goed zichtbaar op een foto, het leek ook een hengel voor een grote vis – ik vis al jaren op de oranje walvis van de Staatsloterij – en daarom maakte ik er ook maar een bovenmaatse molen aan vast – de haspel van de tuinslang – die natuurlijk moest worden verankerd aan een hardhouten paaltje, want zo’n walvis hou je niet in je eentje. Bovendien, zo zou mijn kritische broer ook tevreden zijn.
Toen mijn andere broer langskwam, vroeg ik hem op ons terras aan de vijver met die hengel proef te zitten. Dat zag er vanaf de zijkant het beste uit. Twee dagen later was het zwaar bewolkt, dus haalde ik mijn tennisvriend aan en reed naar Salt. De steiger was leeg, evenals het meer. We sjouwden de spullen naar het eind van de steiger, zetten hem in elkaar en ik schoot 80 foto’s. Samen met mijn vrouw zocht ik tenslotte de beste foto uit. ‘Een beetje gek, maar ook rustig,’ zei ze. Zo gaf ze woorden aan het beeld, dat ik diep van binnen had willen maken. Zonder al de anderen ben ik verloren. Dat is juist het mooie van dit project.
Wachten
Wat het thema betreft: je hebt twee soorten wachten. Het wachten voor een brug die open staat en wachten tot het bijt.
Vroeger reed ik op de terugweg vaak de toerische route binnendoor en moest dan vaak wachten voor de brug van Hearesyl, of er lagen boten te wachten. Wachten voor de brug kon wel ik aan. Die tien minuten maakten eigenlijk deel uit van de reistijd, zo prentte ik mezelf in. Terwijl mijn ogen de prettige omgeving opnamen en zo de hectiek in mijn hoofd tot bedaren brachten, evalueerde ik de dag en loste de doorgeschoven problemen op, waardoor ik thuis even later onbelast kon aanschuiven, met vereiste aandacht voor vrouw en kinderen.
Maar de visserman, die weet niet hoe lang het gaat duren voor ze bijten, als ze al bijten. Wat zich onder dat versplinterde wateroppervlak afspeelt, laat staan in het hoofd van een vis, weet niemand. Het wachten van de visser betekent turen naar die dobber, het middelpunt van zijn universum, en het hoofd leegmaken, waardoor de tijd als het waren in die navel verdwijnt. Het is een geestelijke staat, waar ik alleen maar van kan dromen, of nee, zelfs dat lukt me niet. Tot plotseling de dobber seint, de visserman zijn molen grijpt, aanslaat en zijn onbekende prooi onverbiddelijk binnenhaalt. Dan grijpt hij die vis, haalt met zijn vrije hand de haak los en zet hem weer terug.
Onbegrijpelijk en ogenschijnlijk zinloos, maar misschien lijkt het toch wel een beetje op mijn oranje walvis. Mijn kansen zijn afgerond nul, dat weet ik ook wel, maar dat lot stelt me toch in staat te fantaseren, wat ik met die Jackpot zou kunnen doen. ‘Morgen zijn we schathemeltje rijk,’ zeggen we vaak, ‘zullen we er maar vast een glas op nemen?’ Het gaat nergens over, maar het geeft vertier. Net als voor zo’n visserman aan de waterkant, … maar dan heel anders.
Informatie
Datum: 13 september 2023
Codering: Pos 48 versie 1.1
Locatie: Salt bij Terherne
Attributen: Hengel van wilg met koord van de vader van Will, schuimgevulde bal van de kleinkinderen; muts van Melle; veiligheidsbril; haspel van de tuinslang
STORM OVER WATERLAND
Klein gebogen visserman, verscholen in het riet
trekt somber samen boven het meer
en richt zich op voor de laatste keer.
Schaduw valt als een regenscherm over het fluitelied.
Hij heeft zijn stek zorgvuldig opgebroken
en kuiert weg, zwaar in zijn kraag gedoken.
Zijn luiken zijn gesloten, niemand die hem ziet.
Eenzaam zwamt zijn woede loodzwaar aan.
Hij scheurt en vindt de weg die hij moet gaan
met zuigende passen in het plenzende waterland.
Zijn vlagen breken op de schuimende golven
die eens zijn stem en aas bedolven
tot hij zich moe en natbezweet weer heeft vermand.
Tijdig bedekt hij dan zijn oude zeer.
Tussen het volk door blikt hij neer
en hoort iemand iets zeggen van het weer.
(1982 uit de bundel Kader)