Soms denk ik nog wel eens aan die schooljongen uit Zwaagwesteinde. Wat zou er van het zijn geworden? Ik zag hem voor het eerst vanuit het raam van mijn opzichterskeet in de Hollanderwijk ten tijde van de renovatie. Iedere dag liep hij van het station naar de MTS. Eén van de bekende gezichten op straat, maar ik had hem voor een oude man aangezien. Dat was niet zo gek, want hij kleedde zich als een oude man met een lange grijze winterjas en een hoedje. Hij liep ook wat stram en droeg zijn aktetas aan het handvat.
De eenzame cellist
1 april 2023
Toen wij na de pauze onze plaatsen weer innamen voor het 2e deel van de Matthäus Passion, zochten ook de muzikanten van het NNO hun plaats op het podium weer op. Een knappe jongeman met een cello trok mijn aandacht. Hij nam plaats op de stoel, tussen het linker en het rechter orkest in, een stoel die tijdens het eerste deel leeg was gebleven. Hij keek wat onwennig om zich heen. De oppercellist met een flamboyant André Rieux kapsel schoof aan, gaf hem een ferme hand en bereidde zich vervolgens voor op zijn niet geringe taak.
‘Zie je die cellist in het midden?’, zei ik tegen mijn vrouw. ‘Misschien een nieuwe aankoop, die de tweede helft mee mag doen, of een genie die speciaal voor het tweede deel is ingevlogen.’
Mijn vrouw kreeg hem ook in het oog en zei: ‘Hij heeft in elk geval zes snaren en die anderen maar vier.’
Verhip, ja. Nu zag ik het ook.
Erbarmen
Goed, ik ben van huis uit geen snarenteller en bezoek zelden een klassiek concert. Ik had deze kaarten vooral besteld, vanwege mijn fascinatie voor Goede Vrijdag. Ook nadat het katholieke geloof uit mijn kinderjaren was verwaterd tot een abstract filosofische levensopvatting, waarna ik mijn bedenking had voor de wederopstanding van de Messias op 1e paasdag – want je bent nu eenmaal dood of je bent niet dood, één van beiden – hield die voorliefde voor Goede Vrijdag stand. Wellicht geschraagd door mijn liefde voor de blues en het levenslied. Maar fascinatie of niet, 3 uur is een hele zit, dus besloot ik, om de geest wakker te houden, die jonge cellist in het midden nauwlettend te blijven volgen.
Nou, een genie was hij niet, dat werd al snel duidelijk. Eerder een jongste bediende, die aan zijn lot was overgelaten. Aanvankelijk deed hij helemaal niet mee, terwijl hij zijn instrument angstvallig tussen zijn knieën klemde, omdat de zijne geen vloersteun had, zoals de anderen. De orkesten, de koren, de solisten en de dirigent gingen volledig op in hun smartelijke barokke vertolking van het lijden van Christus, terwijl mijn cellist in het midden nerveus naar zijn knieën keek. Hij was onzichtbaar, behalve voor mij.
Op een zeker moment raaptje hij toch een strijkstok van de vloer en tijdens de koraal Wer hat dich so geschlagen, waarbij de volledige bezetting massaal inviel, streek hij ook mee, maar vreemd genoeg hield hij de strijkstok onderhands vast – nog nooit gezien – en hij bewoog ook tegen zijn collega’s in. Ging zijn stok naar links, dan bewogen de anderen juist naar rechts. Daarbij wierp hij zijn bovenlichaam niet in de strijd, zoals de anderen. Misschien raakte hij de snaren niet eens. Halverwege liet hij zijn arm alweer zakken. O, arme jongen, dacht ik met erbarmen. Ik leed met hem mee. Misschien was ik de enige in de zaal, die op hem lette – god zij dank zag ik geen steelse blikken van verwijt van zijn collega’s – maar hij zat daar toch maar prominent te falen.
Apotheose
Toen brak het moment van de waarheid aan. Het doodvonnis van de Messias was inmiddels getekend, maar nog niet voltrokken. Een mooie alt, met de aansprekende naam Luciana Mancini, schreed naar het midden, om daar vol overgave een aria ten gehore te brengen. Daarbij werd zij slechts begeleid door een contrabas en, jawel, mijn jonge vriend op cello. Niet alleen het gehoor, maar ook de koren en al zijn collega’s luisterden mee naar zijn dunne onderhands gespeelde lijnen, zijn broze barokke trillers, precies zoals de oude Bach het had gewild. De dirigent gebaarde alleen voor hem. Ik hield mijn adem in (tot ik het niet meer hield), maar nog steeds hield hij stand.
Toen het af was, zag ik een zuinig knikje van de dirigent en een opgeluchte blik van de jongeman. De passie ging verder. Koren, orkesten en solisten vlochten hun voorgeschreven harmonieën samen en af en toe playbackte de jonge cellist nog een paar halen mee. Maar hij en ik wisten: Es ist vollbracht!