De soul van Al Green: Belle

God is overal

‘Hij had wel heel veel liedjes over Jezus,’ zei mijn vrouw, toen we na het concert van Ry Cooder Carré verlieten.
‘Ja, dat viel mij ook op,’ zei ik, ‘maar als het goeie songs zijn, heb ik er geen probleem mee.’
Dat is in het kort mijn houding tegenover God in de muziek. Hetzelfde geldt voor drugs of seks in de muziek. Ik heb er wel problemen mee, wanneer iemand zich door het heilige vuur voelt geroepen om kutmuziek te maken. Op Slow train coming van Dylan – niet te draaien – staat toevallig wel I believe in you, onovertroffen gepassioneerd gezongen, ver over de grens van wat His Royal Bobness eigenlijk kan. En als je van Van Morrison Avalon Sunset draait om Have I told you lately that I love you te horen, kom je ook dat vreselijke duet met Cliff Richard – When God shines his light – tegen. Kortom, er heerst een vreemd misverstand dat God een foute smaak heeft. Ik geloof daar niet in.

Heel anders ligt dat in de zwarte muziek. In de jaren 50 had je de jazz, de blues en de gospel. Tekstueel zijn er grote verschillen, maar qua intensiteit is er geen verschil tussen Sarah Vaughan, Billie Holiday of Mavis Staples. Ray Charles werd verguisd toen hij het gospelidioom paarde met seculiere teksten en zo de Soulmuziek uitvond. Sam Cooke maakte de overstap van de Soul Stirrers naar Popmuziek, maar toen hij onder zeer compromitterende omstan-digheden werd doodgeschoten, kwam postuum A change is gonna come uit. Soul en gospel met hoop voor de toekomst van zwart-wit Amerika. Het is bekend dat veel soulzangers zijn begonnen in de kerk, waardoor Hemel en Aarde nooit ver van elkaar zijn verwijderd.

Wake up

Een bijzonder geval is Al Green. In de jaren zeventig was hij een zeer succesvolle soulartiest, herkenbaar aan dat afgeknepen stem-metje – oefff – heel lekker. Tired of being alone, Take me to the river, Let’s stay together. Ik heb een verzamelalbum dat ik nog steeds veel draai, vooral omdat het heerlijke warme onderhuidse popmuziek is. Gordijnen dicht, kaarsjes aan, flesje open, dat soort muziek.
Mijn favoriete nummer was vanaf dag één Belle, maar pas veel later kwam ik erachter dat dit een heel bijzondere song is, misschien wel de belangrijkste song in het oeuvre van Green, ook al is het nooit een hit geweest en kom je het niet in de Top2000 tegen. Toen hij commercieel over zijn hoogtepunt heen was bekeerde hij zich tot God. Hij was altijd wel christen geweest, maar hij had het leven geleid van een popster. Zijn wake-up call was in alle opzichten pijnlijk. Zijn vriendin was woedend omdat Al niet met haar wilde trouwen, ofschoon ze zelf al getrouwd was, en wierp een pan kokend eten over hem heen, terwijl hij in bad lag. Vervolgens schoot ze zichzelf door het hoofd. In haar tas zat een afscheidsbriefje.
De brandwonden heelden, maar toch besloot Al Green dat zijn leven aan een grondige herziening toe was.
In 1977 werd hij predikant en dat is hij nog steeds. Wie hem wil zien kan zich melden in zijn kerk in Memphis, vlakbij Graceland. In dat zelfde jaar stichtte hij een gezin en kreeg drie dochters. Dat zijn huwelijk niet standhield, omdat hij zijn handen niet thuis kon houden, doet er nu even niet toe. En dat hij tien jaar later weer terugkeerde in de seculiere muziek, om vooral op zijn oude succes te teren, kon hij toen ook nog niet voorzien. Zijn bedoelingen waren zuiver. Hou dat even vast. Voortaan zou hij alleen nog gospelmuziek maken, maar als afscheid van zijn oude leven bracht hij nog één seculier album uit: The Belle Album. Hij produceerde het zelf en schreef alle nummers zelf, samen met twee van zijn bandleden.

Het snijvlak van hemel en aarde

Belle bevindt zich op het snijvlak tussen Hemel en Aarde. Zij is zijn oude leven, zijn grote liefde, de schroeiende hitte van schoon-heid en hartstocht. Hij heeft aangebeld en mag boven komen. Hij neemt naast haar plaats op de grote bank, om haar te vertellen, om haar uit te leggen, dat hij haar moet verlaten. Niet voor een andere vrouw, hij moet kiezen tussen haar en God:
‘ … oh it's you that I want, but it's Him that I need’
Maar het is niet voor niets dat hij zijn producer Willie Mitchell heeft thuisgelaten en nu zelf achter de knoppen zit. Luister! Hij begint met een stemmig kaarslichtsfeertje, hij zingt in de woorden die hij heeft voorbereid, maar als ze hem aanraakt verliest hij zijn beheersing, en terwijl hij zijn woorden richt tot God, neemt Hij de gedaante aan van een zwarte vrouw. Nooit heeft iemand zo hartstochtelijker afscheid genomen van zijn grote liefde, zijn hart en ziel, zijn libido, zijn gulzige levenslust. Als een novice die, voordat hij voorgoed het klooster in gaat nog eenmaal naar de hoeren wordt gestuurd, zo gunt hij zich deze laatste nacht met haar. Laat hier de film stoppen, met deze magistrale slotscène die, als Bogart en Bergman in Casablanca, een eeuwigheid meegaat.

Bekijk ook...

Live at Leeds in mijn platenkast

My generation (1970)

Mijn vriend Willem zette de buizenradio aan. Met het oplichten van het controlelampje naderde een bromtoon met een gevaarlijke krikkelkrak. Hij freubelde aan een kabel – krrrk! – en lichtte het deksel van de grammofoon. Uit een bruine hoes gleed een langspeelplaat.

Without you - Wansmaak bestaat niet!

Wat was mijn eerste plaatje? Tja, dat hangt af van de definitie. Mijn vriend Willem Hooghiemstra had een eigen zolderkamer met een platendraaier, dus kocht hij platen. Ik deelde mijn kamer met twee broers en de draaitafel beneden was van mijn vader en mijn afwijkende muzieksmaak, was een groeiend bron voor frictie. Omdat Willem snel van smaak wisselde, kon ik sommige platen voor een zacht prijsje overnemen. De eerste was Jolita van Rob Hoeke’s Rhythm & Blues Band.

Daniël Samkalden in 1987

Miepie, Kinderen voor Kinderen

Gisteren trof mij tussen het grote nieuws van Campagne en Covid een klein berichtje in de krant. Joe Speedboot wordt verfilmd met een script van onder andere Daniël Samkalden. Weinig mensen zullen weten, dat hij toevallig heeft wel één van de allermooiste Nederlandse liedjes op zijn naam heeft gezongen. In 2011 schreef ik er een verhaal over.