Soms denk ik nog wel eens aan die schooljongen uit Zwaagwesteinde. Wat zou er van het zijn geworden? Ik zag hem voor het eerst vanuit het raam van mijn opzichterskeet in de Hollanderwijk ten tijde van de renovatie. Iedere dag liep hij van het station naar de MTS. Eén van de bekende gezichten op straat, maar ik had hem voor een oude man aangezien. Dat was niet zo gek, want hij kleedde zich als een oude man met een lange grijze winterjas en een hoedje. Hij liep ook wat stram en droeg zijn aktetas aan het handvat.
Kalverliefde - Joni Mitchell
Hopjesvla
Als liefde voor muziek oprecht is, kun je ook verliefd worden. Falling in love, zoals de Engelsen veel treffender zeggen, want dat is het. Vallen, voorover met je snufferd in de hopjesvla. Dat overkwam mij op een prachtige middag in de zomer van ’78 te Avignon.
Nadat we onze bagage op de hotelkamer hadden achtergelaten, slenterden we de stad in. Een zinderende zomerzon, harde schaduwlijnen en de geluiden van een oude stad. Heerlijk. Een scooter, een duif, een vrouw die een brood haalt, gelach, muziek. Zullen we iets drinken? Daar onder die parasol is nog plaats … eindelijk vakantie. Toen we even later verder liepen zag ik totaal onvoorbereid een enorm billboard van The Last Waltz boven de etalage van een bioscoop hangen. Jezus! Het is niet waar! Eindelijk was de film uit! The Last Waltz is, zoals bekend, een concertregistratie van de jonge Martin Scorsese. The Band – mijn favoriete band – had in 1976 een afscheidsconcert gegeven en daarbij een leger vrienden uitgenodigd. De drie dubbele LP had ik al een jaar in huis, dus kochten we meteen een ticket, zodat ik eigenlijk van mijn blindheid werd verlost. Ik kende ongeveer de volgorde, genoot van de babbels tussendoor en wachtte op mijn favorieten: The Night they drove Old Dixie Down, It makes no difference, Forever Young met Dylan. Muddy Waters. Alles vond ik prachtig. Maar op die zomerse middag in het zuiden van Frankrijk, zittend in het rode pluche, viel ik voorover in de hopjesvla toen ik Joni Mitchell Coyote zag zingen.
Thuis had ik Court & Spark in de platenkast staan – een lekkere popplaat – maar Coyote op The Last Waltz was me niet echt opgevallen. Eigenlijk kon the Band kon de jazzy begeleiding niet waarmaken. Maar nu zag ik haar bewegen, ik zag haar ogen twinkelen, die superieure vrouwelijkheid. En ik zag vooral haar prachtige sensuele lippen. Verlegen en tegelijk uitdagend. Mijn God, wat een vrouw! Ik had nog nooit van mijn leven zo’n vrouw gezien. Echt niet. De tekst, waar ik nog nooit op had gelet, kwam plotseling tot leven. Het was een road-movie die aan mijn geestesoog voorbijtrok. Toen de film voorbij was, kocht ik meteen weer een kaartje en liep terug naar mijn plaats.
Both sides now
Thuis gekomen kocht ik meer muziek van haar. Het vroegere folky werk zei me niet veel, maar haar latere jazzplaten spraken mij wel aan, vooral Hissing of summer lawns. Alleen die titel is al een gedicht. Jazz is niet iets dat bij mij meteen naar de ziel gaat, het is gelaagd, je moet ervoor werken, maar daardoor gaat het ook langer mee. Zo groeide mijn bewondering voor Joni Mitchell en mijn verliefdheid werd vriendschap. Ik werd volwassen.
Inmiddels was ik erachter dat Joni Mitchell ook liedjes had geschreven, die ik onbewust in mijn geheugen had opgeslagen. Big Yellow Taxi, You turn me on, I’m a radio en verrek, ze had ook Woodstock geschreven! En toen vertelde iemand dat Both sides now ook van haar hand was. Raar, dacht ik. Eigenlijk geloofde ik het maar half. Both Sides Now was voor mij een prettige herinnering uit lang vervlogen dagen, toen ik iedere week nauwlettend de ontwikkelingen van de Veronica Top 40 in de gaten hield. Had Euson daar geen hitje mee gehad in 1971? Vederlicht en aangenaam. Nou ja, dacht ik, iedereen heeft recht op een jeugdzonde. De Beatles begonnen ooit met She loves you yeah yeah yeah.
Zzzoefff … jaren gingen voorbij. Ik kocht een PC, het wereldwijde web werd uitgerold over ’s heren wegen en langs deze dubieuze weg haalde op een dag zomaar Both Sides Now van Joni Mitchell binnen. Haar sensuele stem improviseerde niet, ze durfde te vertrouwen op de pure schoonheid van de melodie, die ze had bedacht in 1966, toen ze uit nood geboren voor het eerst een liedje schreef. Ze was toen nog jong, maar ik werd overdonderd door de diepte achter de poëtische beelden. Hier zong een rijpe vrouw, met meer wijsheid dan ik waarschijnlijk ooit zal vergaren. Dat was rond 2000, toen mijn leven niet meer liep zoals ik had gehoopt. Eindelijk was ik in staat om haar te begrijpen.
I’ve looked at clouds from both sides now …
I’ve looked at love from both sides now …
I’ve looked at life from both sides now …
Vrouwen zijn zo superieur, dacht ik, en ik herinnerde me weer die middag in Avignon, toen ik haar voor het eerst had gezien. Toen was ik nog jong. Het was kalverliefde geweest. Inmiddels voelde ik me oud en versleten, niet meer in staat om van mezelf te houden …
Jazzzz
Tien jaar later – ik had mijn leven inmiddels weer op de rails – struikelde ik op het internet over een album van Joni Mitchell dat Both Sides Now heette. Pas toen het binnen was ontdekte ik, dat het niet een oude folkplaat was, maar een make-over album uit 2000. Joni Mitchell was een overrijpe vrouw geworden, met een lichaam dat ongegeneerd ouder werd zonder iets van haar schoonheid te verliezen. Integendeel, eindelijk zag ze er zo oud uit, als ze vroeger had geklonken. Haar stem had zich daarbij aangepast. In een zware jazzy sfeer, met een prachtige lage stem, ondersteund door een orkest, zong ze eigen werk en evergreens. Het deed me meteen denken aan de zwanenzang van Billie Holiday, die in ’59 Lady in Satin maakte met het orkest van Ray Ellis. Eén van de nummers die Joni opnam, was You’ve changed van Lady in Satin.
Deze nieuwe versie van Both Sides now klonk eindelijk doorleefd, gerijpt, gezongen door een vrouw op leeftijd die terugkijkt. Het liedje was in de wijsheid gegroeid, die er al bij de geboorte in 1966 in had gelegen.
Dat album uit 2000 draai ik vaak, vooral als er bezoek is, maar pas nu ben ik in staat om de schoonheid van Both Sides Now in volle omvang te herkennen, juist zoals het werd gezongen in 1966 door een schuchter blond meisje, zittend op de vloer, met een gitaar op haar schoot, kijkend naar haar vingerzetting, drijvend op die prachtige melancholieke melodie. Bijna terloops mijmert ze die prachtige woorden, gedrenkt in verdriet en wat daarop volgt. Bij dat beeld gaat mijn herinnering de lange weg terug tot mijn vijftiende jaar, toen ik dat liedje van een jongen uit Aruba hoorde, zonder te beseffen waar ik eigenlijk naar luisterde. Ik was nog een kind. Daar houdt het op.
Toen Joni Mitchell Both Sides Now schreef en voor het eerst in de koffiehuizen aan Bleeker Street zong, liep ik nog in een korte broek naar de lagere school aan de Pastorielaan. Thuis draaide ik de plaatjes van Connie Francis en Willeke Alberti, onwetend van wat het leven zou brengen.