My walking stick - Leon Redbone

Jong oud

Soms denk ik nog wel eens aan die schooljongen uit Zwaagwesteinde. Wat zou er van het zijn geworden? Ik zag hem voor het eerst vanuit het raam van mijn opzichterskeet in de Hollanderwijk ten tijde van de renovatie. Iedere dag liep hij van het station naar de MTS. Eén van de bekende gezichten op straat, maar ik had hem voor een oude man aangezien. Dat was niet zo gek, want hij kleedde zich als een oude man met een lange grijze winterjas en een hoedje. Hij liep ook wat stram en droeg zijn aktetas aan het handvat. Toen één van de bouwvakkers hem beschimpte, bleef hij staan en stak streng een vinger op. Met een krassende oude mannenstem riep hij: “Jim moatte pake net sa pleagje!” (Jullie moeten opa niet zo plagen)

Op marktdag zag ik hem weer in het Fries Koffiehuis. Hij had, net als de veekooplui uit die tijd, een bamboe wandelstok bij zich en nam plaats aan de stamtafel. Nog steeds als oude man, maar in het Fries Koffiehuis werd hij in zijn waarde gelaten. Daar kwamen meer zonderlingen. Hij bestelde een kop koffie en een jonge jenever met een schepje suiker.

Aanvankelijk bewonderde ik hem, vanwege die fabelachtige act, maar toen hoorde ik iemand vertellen dat hij ieder ochtend in Zwaagwesteinde op de trein stapte en zelfs onder zijn klasgenoten al een oude man was. Ik begon me zorgen te maken. Dit was geen grap meer, dit was een menselijke conditie. Misschien geloofde hij werkelijk dat hij opa was. Hoe was hij in de klas? Had hij wel vrienden? Zat hij gevangen in zijn imago? Was het sleuteltje misschien zoek?

Leon Redbone

Al meteen die eerste keer in de Hollanderwijk moest ik denken aan Leon Redbone. Toen hij in 1975 zijn eerste LP uitbracht (On the Track) met vooroorlogse muziek, klonk hij ook als een oude man. In de media werd schimmig over zijn identiteit gedaan, maar zo oud als hij klonk, kon hij toch niet zijn. Hij kleedde zich in het openbaar ook vooroorlogs, zijn motoriek was die van een oude man. Als je hem nu op YouTube bekijkt, zie je dat bij het zingen zijn onderkaak alleen maar op en neer beweegt, waardoor een groot deel van de articulatie verloren gaat. Dat was een truck, die ik eerder bij Sonneveld wel zag, wanneer hij een oude man speelde, bijvoorbeeld voor In een rijtuigie
Gilbert O’Sullivan, zijn artiestennaam verwees al na het vooroorlogse schrijversduo Gilbert & Sullivan, had het ook gedaan met zijn staljongens outfit, maar zodra zijn ster rees had hij die in de kast gehangen.

Toen hij On the track opnam in ’75 was Redbone 25. Zou hij in de metro of in de supermarkt ook met die oude mannenstem hebben gesproken? In een stad als Toronto maakt het niet veel uit, denk ik, niet als je onbekend bent. Daar komt bij, dat hij pas tien jaar eerder vanuit Cyprus naar Canada was gekomen. Daar had hij, zoals veel immigranten, een andere naam aangenomen om te trachten zo snel mogelijk deel uit te maken van de Nieuwe Wereld. Of je nu één of tweemaal van jas verwisselt, wat maakt het uit? Nee, ik denk niet dat we ons zorgen hoeven te maken over Leon Redbone. Op een festival werd hij gespot door Bob Dylan, die zich vervolgens zeer lovend uitliet tegenover Rolling Stone. “If I would start my own label, he’ld be the first one I would sign.” En zo gebeurde het dat Leon Redbone, een jaar voordat hij een platencontract tekende al met een groot artikel in dit gezaghebbende tijdschrift stond.

My walking stick

Mijn favoriete nummer van On the track is My Walking Stick van Irving Berlin. Je ziet het zo voor je, een oude heer die zich opdoft om goede sier te maken bij de oudere meisjes in een theesalon.

Irving Berlin kwam in het begin van de vorige eeuw ook op jonge leeftijd naar Amerika als Russische jood, en ook hij veranderde zijn naam. Hij startte zijn loopbaan als zingende kelner, onderaan de ladder, maar werkte zich snel op tot de koning van de Ragtime, met al in 1907 een enorme hit, Alexander’s Ragtime Band.
De oudste versie van My Walking Stick, dat hij in 1938 publiceerde, is van Louis Armstrong. Op YouTube is een filmpje te zien met hem als zingende kelner barkeeper, en the Mills Brothers als koortje. Aangezien Armstrong onmogelijk de ouwe rakker kon spelen, nam hij – wellicht onbewust – de rol aan van een jonge Berlin aan, de hoogste sport op de ladder voor een neger in het Amerika van 1938.

Wat dat betreft is de uitvoering van Leon Redbone, ondanks de maskerade, veel authentieker. Vooral in die onbehouwen solo, tegen het valse aan, herken je de ouwe rakker, die stram flanerend denkt, dat de vrouwtjes vast nog wel geïnteresseerd zijn. Nog een jaar of tien, dan is hij net zou oud als hij destijds klonk.

Eerder gepubliceerd in mijn bundel This is my song 2012

Bekijk ook...

Johnny Meijer, de beste accordeonist ter wereld

Er is een Amsterdammer doodgegaan

Na het overlijden van Burgemeester Eberhart van der Laan hoorde ik op één van de zenders het dat lied weer voorbijkomen – Er is een Amsterdammer doodgegaan – dat na de dood van Johan zo prachtig werd vertolkt door Kees Prins. Maar wie kent de herkomst en diepgang van dit lied?

A day in the life of a fool

Mijn moeder spelt iedere dag de overlijdensadvertenties in de krant. Ik word tegen wil en dank geconfronteerd met RIP-berichten op Facebook, soms van bekende namen waar ik vroeger wel iets mee had, maar waarvan ik nu denk: Goh, leefde die nog dan? Zo ook bij het bericht dat Harry Belafonte vandaag overleed.

Leon Redbone, artwork

My walking stick - Leon Redbone

Soms denk ik nog wel eens aan die schooljongen uit Zwaagwesteinde. Wat zou er van het zijn geworden? Ik zag hem voor het eerst vanuit het raam van mijn opzichterskeet in de Hollanderwijk ten tijde van de renovatie. Iedere dag liep hij van het station naar de MTS. Eén van de bekende gezichten op straat, maar ik had hem voor een oude man aangezien. Dat was niet zo gek, want hij kleedde zich als een oude man met een lange grijze winterjas en een hoedje. Hij liep ook wat stram en droeg zijn aktetas aan het handvat.