Neil Hier! (1976)

Deze zomer komt Neil Young weer naar Nederland, maar ik ga er niet heen. In 1996 speelde hij in Ahoy met Crazy Horse. Vrienden, die op mijn aandringen voor het eerst meegingen, vonden het fenomenaal, maar ik dacht: ‘Vroeger was het toch beter.’ Het was mijn vijfde Neil Young concert en ik nam mij voor, dat het mijn laatste zou zijn. Zijn eerste concert in Nederland staat bij mij torenhoog aangeschreven, vooral omdat het de eerste keer was, dat ik een spiritueel orgasme ervoer.

NEIL HIER!

Toen ik in 1974 bevriend raakte met Domien de Winter – de Friese Neil Young – kwam ik in aanraking met zijn muziek, maar pas toen in 1975 Tonight’s the night uitkwam, was ik helemaal verslaafd. Dit waanzinnig stemmige album trof mij midden in mijn kerstdepressie en werd meteen mijn nummer 1, ook al draai ik het bijna nooit. Daar is het te pijnlijk voor.
Het leven was zwaar. Ik zag niet in waarom het 1976 moest worden, ik zag alleen maar een groot zwart gat voor me, maar op 28 januari 1976 explodeerde alsnog een vuurwerkbom: Muziek-krant OOR plaatste een klein artikeltje met de kop: Neil Hier! Boemmm!!! Hij zou eind maart naar Nederland komen en daar moest ik bij zijn! ’s Nachts probeerde ik alvast van dat concert te dromen, maar dat ging niet. Het verschil met alle voorgaande concerten was, dat mijn voorstellingsvermogen voor het eerst van mijn leven te kort schoot …

Domien gaf me ƒ460,- mee naar het VVV, waar ik in de rij ging staan voor het concert in de Edenhal, Amsterdam.
‘Hoeveel kaarten wilt u?’, vroeg het meisje.
‘Drieëntwintig,’ zei ik. Die noteerde ze. Om klokslag 9 uur begonnen ze in te bellen. Dat was zenuwslopend. Pas na twintig minuten kwamen ze er eindelijk door! Met het betalingsbewijs, dat ik kreeg, reisde Domien naar Amsterdam om de kaarten te halen.

Naar de Hal van Eden

Eindelijk brak vrijdag 26 maart 1976 aan. Na de eerste paar lessen op de HTS nam ik de trein van 10 over 11 terug naar Sneek. Daar ging ik aan de snelweg staan en stak een duim op. Ik had een tas bij me met een slaapzak, een tandenborstel en de laatste Muziekkrant OOR erin. Op de cover stonden Neil Young en Billy Talbot met een grote fles Montezuma tequila. Een vrachtwagen nam me mee. Ik heb de hele reis honderduit gepraat. De man had schik in mijn enthousiasme.
‘Je hebt er wel zin aan, dus?’, zei hij.
Jaaa!!! Om half twee werd ik afgezet op het Damrak. Eerst liep ik naar het Waterlooplein, want ik had gehoord dat daar witte LP’s (clandestiene opnamen) werden verkocht, maar kennelijk niet op vrijdag. Toen liep ik door naar de Vijzelstraat, want we zouden op de kamer van Jan Huisman  pitten, maar hij was niet thuis. Een beetje verloren liep ik terug door de Kalverstraat, waar ik Domien en Jouke Jensma tegen het lijf liep. Jouke zag ik al van ver gebaren en kankeren op de drukte. Hij hield niet van grote steden, niet eens van kleine steden. Eigenlijk hield hij alleen maar van Balk. Maar als we bij Neil Young op bezoek gingen, vond hij, dan moesten we ook wat meenemen. Dus kochten we een fles Sonnema Beerenburg en een pakje roggebrood van Van der Veer, maar roggebrood kenden ze niet in die Rotstad! Toen Jouke iemand de weg vroeg naar een gracht, waar een Balkster een woonboot had, ontstond er een opstootje en raakten we zelfs bijna slaags … wegwezen!

Uiteindelijk kwamen we tot rust in een kroeg aan de Vijzelstraat. We wilden onze bagage kwijt, dus moesten we wachten op de vrouwen, want die hadden een sleutel van ons logeeradres. Jouke vond dat we uiterlijk half zes richting Edenhal moesten, want zo’n stad was onmetelijk groot en voor je het wist verdwaalde je. Domien begon zich zorgen te maken en bij elk glas bier verzon hij nieuwe redenen, waarom de vrouwen niet zouden komen opdagen. Ik vond alles wel best en dronk niet veel, want ik wilde tijdens het hoogtepunt van de avond niet met mijn jonge heer in de hand bij de pisbakken staan. Eindelijk, na half zes, zagen we de dames aan de overkant. Om zes uur verscheen Douwe van der Werff ook. Die kwam vanuit Schoonhoven liften. De stemming was opgewonden, iedereen wilde mijn OOR lezen, en Jouke vroeg luidkeels, wanneer we nu verdomme eindelijk gingen!
‘Het kan me niets schelen,’ riep hij tenslotte, ‘ik ga!’
‘Ik ga mee,’ zei ik meteen.
Op de trap kwam Domien ons achterop.

Binnen!

Toen we bij de IJshal van de tram stapten, leek het wel Jouster Merk, zo druk, en iedereen liep dezelfde kant op. Domien kreeg opeens haast, maar Jouke zei: ‘Laat maar, we zijn al te laat! Heb ik toch gezegd!’
De ijsvloer van de hal stond vol met klapstoelen en de beste plaatsen waren inderdaad al bezet. Aanvankelijk bleven we wat voor het podium hangen, want Jouke moest zijn fles Beerenburg nog kwijt met een briefje: From your friends from Friesland. Er liepen veel roadies rond, maar hij moest de nr 1 hebben, die vent die de gitaren van Neil Young klaarzette. Tenslotte kwam hij naar ons toe, hij hoorde de tirade van Jouke geamuseerd aan en zwoer op het graf van zijn moeder, dat hij de fles persoonlijk aan Neil zou overhandigen.
Daarna zochten we een plekje. Uiteindelijk snaaiden we een paar stoelen en bleven vooraan in het zijpad hangen. We hielden ons gedeisd en werden niet weggestuurd door de beveiliging. Hoe laat is het? Kwart voor 8, nog drie kwartier. Overal om ons heen hoorden we fries spreken. Kijk, bekenden! We schreeuwden enthousiast. Domien ging ondertussen de vrouwen zoeken, maar hij kwam onverrichterzake terug.

Om half negen ging het licht uit. Er viel een dunne heldere spot op het midden van het podium, waar een antieke keukenstoel stond. Mensen reageerde nerveus. Naast de stoel stonden drie akoestische gitaren op standers en een klein tafeltje met twee hoge glazen.
‘Kijk! Onze Beerenburg!’, zei Jouke.
Ik stond op. Het lukte gewoon niet om te blijven zitten. Het moest een kwestie van seconden zijn, en toch kon ik me niet voorstellen dat Neil Young, diezelfde van Tonight’s the Night, echt tien meter verder zou verschijnen …

Vervolg: https://www.klapwiekproducties.nl/muziekverhalen/hurricane-1976

Bekijk ook...

Herman & Hedzer

De laatste dans: Listening wind (1987)

Mijn vrouw was al naar bed. De kleine sliep, maar ik was onrustig, die laatste zomer in de stad. Het oude huis, dat naar mij rook als een oude trui, gaf niets terug. Ik trok mijn witte laarsjes aan en, vooruit, deed nog eenmaal mijn gouden sjaal om. Voorzichtig trok ik de deur achter mij dicht en snoof de avondlucht diep in mijn longen. Met verende tred, op zoek naar mijn ritme, liep ik naar het centrum.

Het NNO en koren voor aanvang van de Matthäus Passion.

De eenzame cellist

Toen wij na de pauze onze plaatsen weer innamen voor het tweede deel van de Matthäus Passion, zochten ook de muzikanten van het NNO hun plaats op het podium weer op. Een knappe jongeman met een cello trok mijn aandacht.

Beniomino Gigli

Panis Angelicus

Wij schrijven – pak hem beet – 1963. Na het avondeten mochten Greetje en ik nog even opblijven, terwijl moeder de kleintjes naar bed bracht. Ze had de tafel al afgeruimd, afgewassen en ons – zittend op het koude tafelzeil – met een koud washandje opgefrist. Daarna kregen we de pyjama aan. Buiten was het donker, al voor het avondeten had moeder de overgordijnen dicht getrokken. Vader had na het eten de kolenkachel bijgevuld en een beetje opgepookt. Daarna ging hij in zijn stoel liggen, legde zijn benen op een voetenbankje en schoof genoeglijk onderuit.