‘Niet zo dicht bij de radio,’ zei mijn moeder. ‘Je kunt wel doof worden.’ Ik gehoorzaamde automatisch en nam een meter afstand, maar toen ze naar de keuken moest, ging ik toch weer dichter tegen de Blaupunkt buizenradio aanzitten. Die functioneerde ook als verster-ker en luidspreker voor de pick-up en ik had ‘Spiegelbeeld’ opgezet. Het was zondagochtend, mijn vader was naar de kerk. Ik was gisteravond al met mijn moeder geweest, zodat ik nu plaatjes kon draaien.
Panis Angelicus
Nog even opblijven
Wij schrijven – pak hem beet – 1963. Na het avondeten mochten Greetje en ik nog even opblijven, terwijl moeder de kleintjes naar bed bracht. Ze had de tafel al afgeruimd, afgewassen en ons – zittend op het koude tafelzeil – met een koud washandje opgefrist. Daarna kregen we de pyjama aan. Buiten was het donker, al voor het avondeten had moeder de overgordijnen dicht getrokken. Vader had na het eten de kolenkachel bijgevuld en een beetje opgepookt. Daarna ging hij in zijn stoel liggen, legde zijn benen op een voetenbankje en schoof genoeglijk onderuit.
Greet mocht zijn haar kammen – naar voren, naar achteren of omhoog – en ik mocht plaatjes draaien. Ik mocht plaatjes draaien, omdat ik er heel voorzichtig mee was. Eerst trok ik de ingebouwde draaitafel naar buiten, vervolgens stak ik een pen in het hart en legde daar tien 45-toerenplaatjes op, die ik met zorg uitkoos en op volgorde legde. Dan zette ik de buizenradio aan, die op een hoekschap stond en ook als versterker en luidspreker voor de grammofoon dienst deed. Ik drukte op de knop met Phono. Terug bij de draaitafel drukte ik op Start, schoof de draaitafel weer terug en sloot het deurtje, voordat de naald de eerste aan-loopgroef raakte.
Wij hadden een stuk of 25 plaatjes, die ik wel kon dromen. De helft was operet-te. Daar hield mijn vader van. De andere plaatjes waren voor moeder, zei hij, al heb ik nooit gemerkt dat het haar interesseerde. Van die andere plaatjes hield ik het meest van Spiegelbeeld (Willeke Alberti) en Barcarole (Conny Francis). Willeke Alberti had ik wel eens op televisie gezien. Maar O sole mio, gezongen door een tenor had een ernst in zich, die meer indruk op mij maakte. Ik hield ook van de Latijnse gezangen, die ik zondags in de kerk hoorde. Soms werd ik er helemaal warm van, zo mooi was het.
Het mooiste moment
Mijn vader lag bewegingloos in de stoel, met zijn handen gevouwen op zijn buik en zijn ogen dicht, maar ik wist dat hij niet sliep. Greet freubelde met zijn haar en moeder bewoog ergens in het huis. Ik zat op mijn knieën op de grond, en elke keer als een plaatje afgelopen was, legde ik het hoesje om op het andere stapeltje. Ondertussen kamden mijn vingers de franjes van het vloerkleed recht. Ik luisterde intens en genoot van de muziek, die ik zelf had uitgezocht, vooral omdat ik wist dat vader genoot. Hoogtepunt voor ons beiden was Panis Angelicus, gezongen door Beniomino Gigli. Het was Latijn, net als in de kerk, en dat betekende voor mij dat God er de hand in moest hebben, als Hij het al niet zelf had geschreven.
Wanneer Greetje iets zei, gebaarde ik dat ze stil moest zijn. Dan kwam het … het magische moment, waarop de tenor voor de tweede keer begint te zingen en het koor in canon invalt. Zonder zijn ogen te openen hief mijn vader dan een bezwerende wijsvinger op, en tussen zijn lippen verscheen het puntje van zijn tong. Ik had overal kippenvel en was er zeker van, dat op dit moment de Hemelpoorten weken, en de engelen in koor stonden opgesteld.
Daarna bleef het stil. De plaatjes waren op. Moeder zei tegen Greetje dat ze naar bed moest gaan. Ik opende het kastje en nadat ik de plaatjes weer in de hoesjes had gestoken, moest ik ook naar boven. In het koude bed lag ik te wachten, tot moeder kwam om met mij te bidden en als ik mijn ogen sloot, hoorde ik nog steeds het koor in Panis Angelicus.
Het plaatje
Beniomino Gigli (1890 – 1957) geboren te Parma, werd algemeen beschouwd als de opvolger van de legendarische tenor Caruso. Het singletje van Beniomino Gigli, dat ik nog steeds heb, is niet meer te draaien. Ik heb wel een opname van Luciano Pavarotti, slechts een slap aftreksel. Pavarotti heeft veel meer passie maar niet de devotie van Gigli, die het opnam in 1936. De tekst is een onderdeel van de hymne Sacris Solemnii die Thomas van Aquino in 1264 schreef, ter ere van Sacramentsdag. De muziek van Cesar Franck uit 1872.
Panis angelicus fit panis hominum;
Dat panis coelicus figuris terminum:
O res mirabilis! Manducat Dominum
pauper, servus et humilis.
Te trina Deitas unaque poscimus:
Sic nos tu visita, sicut te colimus;
Per tuas semitas duc nos quo tendimus,
Ad lucem quam inhabitas. Amen.
Brood van de engelen wordt het brood van mensen;
Het brood van de hemel maakt een einde aan de schaduwen:
O, groot wonder! Dienaren, arm en nederig nuttigen hun Heer.
U, God, drievuldig en één - zie, wij bidden U:
Kom ons zo bezoeken, zoals wij U vereren,
leid ons langs Uw weg
waarheen wij willen gaan,
naar het licht dat Uw woning is. Amen.
Eerder gepubliceerd in de bundel This is my song ©2012