Tijdens een familiegebeuren sprak ik weer eens neef Koen, voor wie ik al sinds zijn geboorte een zwak koester. Als kind kwam hij vaak logeren, maar sinds hij in Groningen woont, zie ik hem nog zelden. Hij was mager geworden en droeg een bril. Door het toeval gestuurd stonden wij naast elkaar in de keuken, ik in de weer met de prinsessenbonen, hij met de uien. ‘Hé Koen, hoe gaat het?’, vroeg ik, toen ik een traan over zijn wang zag biggelen.
Dichter met een Q in het midden
Door het lot gedreven passeerde ik op vrijdag 2 februari het dorp Sondel, terwijl er een lange rij voor de kerkdeur stond.
‘Dat zal de uitvaart van Jacobus Smink zijn,’ dacht ik met enige weemoed. Ik overwoog aan te sluiten, maar enerzijds zou ik met mijn vrouw op zoek naar een nieuwe bank en anderzijds was ik niet uitgenodigd. Wij waren … tja, bijna-vrienden. Wij hebben elkaar welgeteld 1, 2, 3 … 9 keer ontmoet.
1. Voorjaar 1979, Oudemirdum
In de stellige overtuiging dat alles mogelijk was, richtte ik literair tijdschrift De Vogelaar op, schreef 2 verhalen en 3 gedichten en ging op zoek naar kopij. In die volgorde. Mijn vriendin Loes noemde meteen Jacobus Smink. Met een Q, zei ze.
‘Zjacquobus? Op zijn Frans?!’
‘Nee, Jacobus Smink. Met een Q in het midden.’
Tijdens haar verjaardagsfeest was ik in een uitgelaten stemming, toen ze mij aan hem voorstelde met de historische woorden: ‘Dit is Herman. Hij is ook dichter.’
‘… maar niet met een Q in het midden,’ zei ik.
Wij sloegen de cv’s over en doken meteen onder in de diepere zaken van het leven. Ik euforisch, Jacobus met een zachte stem en vonkelende ogen. We kenden elkaar niet, maar we begrepen elkaar onmiddellijk. Wij worden vrienden, dacht ik. Dat kan niet anders.
Even later ontmoette ik Pam, een mooie vrouw, die ik al eens telefonisch had gesproken, omdat ik naast dichter en bouwkundig tekenaar in die tijd ook manager was van een band. Ze keek dwars door me heen en vertelde me, dat ik een Schorpioen was en 18 jaar oud. Prachtig! Ze zat ermaar 5 jaar naast en ik eigenlijk had altijd al gevoeld, dat mijn tienertijd nog niet helemaal af was. Pas toen Jacobus vertrok, zag ik dat ze bijelkaar hoorden.
‘Wanneer zien we elkaar weer?’, vroeg ik met zijn hand in de mijne.
2. De zondag daarop, Sondel
Vanuit Noordburgum reden we naar het opgegeven adres in Sondel. Voor de zoveelste keer vertelde ik mijn vriendin over onze nieuwe vrienden. Maar of ze getrouwd waren, wat voor werk ze deden en andere aardse zaken, ja, daar waren we nog niet aan toe gekomen.
Het was mooi weer, we zaten buiten en er waren twee meisjes, dochters van Pam uit een vorig leven. Maar nog voor de tweede kop koffie vertelde Jacobus, dat ze binnenkort naar Eindhoven zouden emigreren. Protesteren had geen zin, want het was al besloten. In Friesland kwam hij niet aan de bak, als leraar Nederlands.
Het was verder heel gezellig, maar daarmee bouw je geen vriendschap op. Daar onderhoud je een vriendschap mee en zover waren we nog niet. Onderweg naar huis bekeek ik op de uitvouwbare wegenkaart, hoever het wel niet was naar Eindhoven. Dikke shit!
O ja, en hij dichtte in het Frysk, maar als hij ooit Nederlandse gedichten zou schrijven, dan mocht ik ze publiceren.
3. Begin jaren 80, Eindhoven
In de Vogelaar publiceerden we 15 gedichten van Jos Myn, alias Jacobus Q. Smink. We schreven af en toe, maar bij zijn strenge Fries miste ik toch de zachtheid van zijn stem en de schalksheid in zijn ogen.
Tenslotte besloten wij een afspraak te maken en reisden we af naar Eindhoven. Het weerzien was onbedoeld dramatisch. Toen ik de weekendtas uit de auto haalde, sloeg mijn vriendin net iets te vroeg de achterklep dicht – Au!!! – Stel je niet aan! – waardoor, precies op het moment dat Jacobus de voordeur opende, een straaltje bloed over mijn voorhoofd langs mijn neus liep. Het was wederom gezellig en er waren nog meer meisjes. Na het ontbijt spraken we af snel weer eens af je spreken. Jargon van goede kennissen. Vrienden zeggen zoiets niet.
4. 1986, Valkenswaard geloof ik
Toen ons zoontje voor het eerst bij schoonmoeder mocht logeren, besloten we een weekendje in Noordbrabant te boeken. Jacobus was met zijn familie juist op vakantie, maar ze zaten in Valkenswaard, geloof ik, dus spraken we daar af. Het zal vast wel gezellig zijn geweest.
5. Eind jaren 80, Joure
Zomaar op een middag stond Jacobus voor de deur, in zijn eentje, maar nu had ik inmiddels 2 kinderen. We dronken koffie en praatten, zo goed en zo kwaad als het ging, wat bij, maar in stilte rouwde ik om onze vriendschap, die om logistieke redenen nooit echt van de grond was gekomen.
6. Rond 1990 denk ik, Eindhoven
Toen het bericht mij bereikte, dat Jacobus en Pam uit elkaar waren, reisde ik zo snel mogelijk af naar Eindhoven. Hij woonde daar met 2 van zijn dochters, die op dat moment niet thuis waren. Nu was er alle ruimte om het leven in al zijn gedaanten te omarmen. We pakten de draad op, waar we die op dat feest in ’79 hadden laten liggen. En weer was er dat zeldzame gevoel, iemand zonder enige moeite werkelijk te begrijpen. Uit discretie kan ik geen details prijsgeven, maar zijn realiteit was angstaanjagend complex geworden. Bij het afscheid spraken wij onze bijna-vriendschap uit.
7. Half juni 1992, Joure
Met een zus en twee broers organiseerde ik een groot feest op de bovenzaal van Hotel Reekers. Het was geweldig! Ik verkeerde in verregaande staat van gelukzaligheid, toen Jacobus tegen middernacht opdook. Hij maakte een sinistere teruggetrokken indruk en toen ik hem even later zocht, was hij alweer opgelost in de nacht.
8. Jaren later / lang geleden, Leeuwarden
Mijn vriend Koos van der Sloot stelde voor naar Theater Romein te gaan, waar fryske dichters zouden voordragen.
‘Jouw vriend Jacobus is er ook,’ zij hij, toen ik aarzelde.
‘Bijna-vriend …’, corrigeerde ik, maar eigenlijk wilde ik Jacobus wel weer eens zien, al had ik weinig hoop op werkelijk contact in die drukte. Feitelijk was het nog veel erger. Tijdens de pauze, voegde Jacobus zich met nog enkele kennissen van Koos bij ons. Ik zag hem af en toe kijken, maar hij sprak mij niet aan.
‘… en hoe is het nu echt met jou, Jacobus?’, vroeg ik.
‘Eh … hoe heet jij ook al weer?’, vroeg hij. Het was voor ons beiden een pijnlijk moment, toen ik mij voorstelde. Natuurlijk, Herman! Hij had me daar niet verwacht! 10 minuten later moesten we alweer de zaal in.
9. Niet veel later, Balk
Tot mijn grote verbazing ontving ik een schriftelijke uitnodiging van Omrop Fryslân, om de liveopname van een radioprogramma bij te wonen, dat geheel in het teken zou staan van de dichter Jacobus Q. Smink. De aanleiding ben ik vergeten.
Bij binnenkomst van Hotel Boonstra stak ik een hand op – hij herkende me onmiddellijk – en ik nam plaats aan een tafeltje. Het gesprek ging over zijn poëzie en zijn drijfveren. Hij werd geprezen en ik was daar getuige van. Na de opname kwam hij meteen naar me toe en terwijl ik al snel dacht, moet hij niet snel naar al die andere vrienden?, nam hij juist alle tijd voor mij. Weer die kalme stem en pretogen, waardoor ieder woord als vanzelf wijsheid en vriendschap ademde. Hij was blij dat ik was gekomen. Ik ook.
Het was de laatste keer dat we elkaar zagen, want nu is hij dood en hij lijkt me geen man voor een Hiernamaals. Al met al is het niet veel, zo’n bijna-vriendschap. Voor hetzelfde geld waren we elkaar misgelopen. Voor hetzelfde geld had hij nooit die Nederlandstalige gedichten voor mij geschreven, waar de familie niets van wist, en waardoor zijn kinderen nu eindelijk het werk van hun vader kunnen lezen.