Kroniek van een vriendschap # 4

Van al mijn vrienden ken ik de muzieksmaak, maar niet van mijn vriend Koos van der Sloot. Dat was de blinde vlek in onze vriendschap. Vorig jaar zei ik zomaar dat hij waarschijnlijk niet van Neil Young hield. Hij protesteerde meteen. Wis en waarachter hield hij wel van Neil Young, maar niet van alle platen. Hij kon me geen titels noemen. Harvest? Ja Harvest, daar had hij vroeger vaak naar geluisterd. Tijdens zijn uitvaart vertelde zus Minke dat Gerke, haar man, van Neil Young hield. Ik weet wel, wat hij vroeger in de kast had staan. Als ik voor het eerst bij iemand thuiskom, liep ik eerst door de platenverzameling om te kijken wat voor typ het is. Veel Bowie, Roxy Music, Lou Reed, de Stones, Golden Earring. Harry Belafonte sings of love! Die zette ik meteen op en zo hoorde ik voor het eerst zijn magistrale ‘A day in the life of a fool’. Maar niet omdat Koos zei: ‘Ga zitten, dan laat ik je iets horen.’ Hij was geen zendeling zoals ik.

Met al mijn vrienden praatte ik over muziek, maar niet met Koos. Eén van de redenen was, dat je met Koos niet oeverloos kon ouwehoeren over smaak. Hij recenseerde niet, hij stempelde: Kut, prachtig, ouwe meuk … Het kan hem natuurlijk ook aan mij hebben gelegen. Wie zal het zeggen?

We zijn samen naar Iggy Pop geweest (Koos’ vaste commentaar was: ‘Wat een beest!’), dus daar hield hij ook van, maar waar lag zijn liefde voor muziek? Wat was zijn favoriete LP/CD? Wat was een 10? Qua boeken, hetzelfde. Hij hield wel Reve en niet van Tolkien, maar verder? Lucebert bewonderde hij als dichter en schilder. Dat weet ik, omdat we diens graf en overzichtstentoonstelling in Bergen eens hebben bezocht, maar verder? Geen idee.

Ook na de Vogelaar las Koos al mijn verhalen en boeken voordat ik ze publiceerde (in kleine kring) en ook dan maakte hij ongezouten korte metten. Zeer verfrissend, moet ik zeggen. Echt, sinds Koos kan ik iedere kritiek aan. De brief, waarmee hij het manuscript van mijn eerste roman terugstuurde eindigde met: ‘Kortom, weggooien en opnieuw beginnen.’

HET UUR WIJ. Omgekeerd had Koos trouwens ook geen notie van mijn smaak. Zo kreeg ik op verjaardagen steevast een boek, waar ik niet van hield. Ik haalde het uit het papier, las een paar bladzijden, zette het in de kast en we hadden het er niet meer over. En als de kast vol was bracht ik ze naar de ramsj in Leeuwarden. Zo ook op een zaterdagmiddag in 1992. Iets te lichtzinnig draaide ik het nummer van mijn vriend Koos, die boven de Pizzeria op de Groentemarkt woonde. We hadden elkaar al een paar weken niet gezien.

‘Ik wou even langs komen. Schikt dat?’

- Tuurlijk, zei hij monter. Hoe laat ben je hier?

‘Ik moet eerst even langs die tweedehands boekwinkel in de St Jacobsstraat, om een stapel ongelezen boeken verkopen. Dus …’

Iets te laat realiseerde ik me …

- Dat doe je dan verkeerd, zei Koos. Als je boeken te koop hebt, kom je eerst bij mij langs.

‘Oké,’ zei ik, ‘dan wordt het een uur of twee.’

… iets te laat realiseerde ik me, dat ik vier van de vijf boeken in de loop der jaren van Koos cadeau had gekregen, of op zijn advies van iemand anders. Want als iemand mij een boek cadeau wilde doen, belde men natuurlijk mijn vriend Koos. Ik overwoog snel vijf andere boeken te selecteren, maar dat voelde als verraad. Dit was het Uur U, of liever het Uur Wij, een beproeving van onze vriendschap.

Toen ik een uur later mijn jas over een stoel had gesmeten, haalde Koos de stapel boeken uit de plastictas. Hij bekeek ze met smaak.

‘De cyclus van Van der Heijden! Geweldig! … Zeg, heb je die niet van mij?’

‘Ja.’

Hij sloeg het open en declameerde: ‘Voor mijn vriend in de letteren! Hier staat het, verdomme, en die doe jij weg!?’

‘Ik vind er geen ruk aan,’ zei ik neutraal.

‘Heb je ze wel gelezen, dan?’

‘Nee, als er geen reet aan is …’

‘En wou je daar ook nog geld voor hebben!?’

Juist op tijd zag ik in, dat weggeven echt een belediging zou zijn. De beker moest leeg.

‘Vijftien piek voor de hele tas,’ zei ik, ‘koopje.’

‘Vrek,’ zuchtte hij, ‘je hebt ze gekregen.’

‘Anders breng ik ze naar de ramsj. Je vroeg er zelf om.’

‘Hou maar op,’ gromde hij en haalde zijn beurs tevoorschijn. ‘Heb je terug van 25 piek?’ Als ik later dit voorval nog eens memoreerde, werd hij weer kwaad, maar de vriendschap heeft er nooit onder geleden. Integendeel. Dit verhaal is het zegel op onze vriendschap.

 

HET LAATSTE CADEAU.

Eénmaal schoot hij met hagel en zat hij raak. De laatste jaren gingen we voor mijn verjaardag altijd uit eten, maar op 26 oktober 2015 kreeg ik van mijn vriend Koos een box met het verzamelde werk van Willy Alberti. Nu heb ik een zwak voor Willy Alberti maar 24 CD’s is wel verdomd veel van het goede. Toen ik een paar weken later met mijn vrouw onderweg was naar de Bowie expositie in het Groninger Museum, nam ik de box mee in de auto en beluisterde eerst de CD’s met duetten, die hij begin jaren 70 met neef Johnny Jordaan opnam. Die waren onbegrijpelijk ontroerend en het allersmartelijkste – we bevonden ons tussen Marum en Leek – was Jaloezie van Johnny alleen. Ik heb daar voor mijn bundel Tekst op muziek een verhaal over geschreven, dat ik nog wel eens zal publiceren. Die tango ging mij door merg en been. Smart kreeg een geheel andere dimensie en schoot naar de stratosfeer. Wezenlijk waar. Diezelfde avond schreef ik hem een laaiende mail en stuurde het liedje mee. Hij gaf grif toe dat ik een hoogtepunt in de Nederlands muziek uit het slijk had gevist. Althans, zijn antwoord was: Prachtig.

 

Volgende week het slot.

Bekijk ook...

Koos 1976

Kroniek van een vriendschap # 2

Toen ik voor mijn uitvaartrede voor Koos van der Sloot de weg van onze vriendschap terug volgde tot voor het begin, realiseerde ik mij steeds meer hoe vreemd het was dat wij ooit vrienden werden. Achteraf beschouwd is het zelfs een wonderlijke speling van het lot, twee loten om precies te zijn. Ik ben niet iemand die in alle ernst in de sterren gelooft, en Koos al helemaal niet, maar ik denk dat het moment van onze ontmoeting precies op het juiste moment kwam.

Roekeloos wit

Denk ik aan mijn dood, dan heb ik daar een duidelijk beeld bij. Alles is wit, alles is stil en alles is koud. U zult zeggen: onzin, maar zevenendertig jaar geleden heb ik het van dichtbij gezien en die ervaring zal mij nooit meer verlaten.

Foto © Herman Nijholt

Kijksport #1

17 juli 2022: Er leeft een hardnekkig misverstand, dat je voor maximale sportbeleving onder politiebegeleiding een stadion met dure zitplaatsen moet bestijgen, om de tegenpartij uit te jouwen en je favoriet aan te moedigen, ongeacht het niveau van de prestaties op het veld. Of 1200 kilometer naar het zuiden moet rijden om vijf uur lang in de hitte aan de kant van de weg te wachten op een peleton wielrenners, dat in een oogwenk voorbij raast. Hoe duurder het menu, hoe lekkerder de zigeunerschnitzel, dat is het adagium van deze tijd.

Mis, fout, trap er niet in! Gistermiddag...