Kroniek van een vriendschap # 5

Wat zullen we doen? Zo was mijn vriendschap met KOOS van der SLOOT. In de auto, op de fiets, in de benen. Als ik terugdenk, zal ik dat het meest missen. Een belangrijk verschil tussen Koos en mij is dat hij onveranderlijk altijd en overal hetzelfde was, een man uit één stuk. Ik pas mij aan, ik ben een man van vijftien jassen.

 

GOLF

Ik schat begin 1981. Het was zaterdag, de eerste mooie dag van het jaar. Ik belde Koos op en zei: ‘Heb je al naar buiten gekeken? We moeten erop uit!’

Een uur later zaten we met een vriendin bij Lauswolt op het terras aan de koffie. Wij praatten en lachten veel te luid. De kakkers keken verstoord om maar durfde niets te zeggen. Door die borende blik van Koos natuurlijk. Daarna aan de wandel over het landgoed, Koos voorop, Yvonne naast hem en ik rende rond als een hond, die even van de lijn mocht. Eerst op zoek naar een stok, toen op zoek naar de zon, want de wandelpaden lagen onder de bomen. Koos vond dat wij ook best op het gras van de golfbaan mochten lopen. Ruimte zat. In de verte stond zo’n ruitjesbroek met een grijze doffer. Ze wuifden. Ik wuifde terug. Pas toen we ze passeerden legden ze aan, zonder commentaar. Toen die knikker met een boog uit het zicht verdween, vroeg Koos: ‘Is dat nu moeilijk?’
‘Het is de bedoeling,’ zei de man gedwee, ‘dat je hem in zo weinig mogelijk slagen in de hole speelt.’
‘Hm. Net als in drie halen klaarkomen,’ zei Koos, ‘lijkt mij niks.’
Met zijn vaste sierlijke tred liep hij door en wij volgden.

 

ARMANDO

Als we een datum hadden geprikt, vroeg Koos steevast waar ik heen wilde, en zei ik steevast: ‘Zoek maar wat uit.’ Koos was kieskeurig, en ik vond eigenlijk alles goed. Het ging mij vooral om het gebeuren. ‘We kunnen altijd nog naar het Armando Museum,’ zei ik. Dat was ons vaste plan B, onze running gag, totdat het in 2007 afbrandde. Toen vertelde Koos, dat het huidige werk van Armando maar niks was. Ik wist dat niet, maar Koos had inmiddels verstand van kunst.

Zo belandden we bijvoorbeeld in de Lakenhal te Leiden voor een expositie van een portretschilder. Altijd goed. Koos haalde zijn bestemmingen uit de krant, las zich vooraf in en deed dan serieus uit de doeken, waar ik naar keek. Koos bestudeerde, ik verwonderde en liet mij verbeelding de vrije loop. Daar had hij weer schik in, ook al keurde hij mijn lichtzinnigheid af. Toen we klaar waren begon het te stortregenen. We raakten met een suppoost in gesprek. Zij was geen kunstkenner, maar werkte er al 20 jaar. Van de rondleidingen, die ze in de loop der jaren voorbij had zien komen, had ze haar eigen verhaal gehusseld. Ik vond dat geweldig. Omdat we de enige bezoekers waren, nam ze ons opnieuw mee rond: ‘ … en daar hangt opa Muts, zo noemen we hem …’ zei ze bij een 17e-eeuws werk. Hier scheidden onze geesten. Koos vond het grappig, maar onzin. Ik vond dit juist de kern van kunst. Het moet inspireren. Hij was een kenner, ik was een innemer.

 

GAASTERLAND

In 2002 was het veel te warm voor cultuur, vond ik, dus gingen we op de fiets naar Gaasterland. Aan het Tjeukermeer wilde Koos mij beslist fotograferen in een weiland met koeien. Ik begreep niet waarom, maar vier jaar later was die foto de aanleiding voor mijn nieuwe relatie, lees: mijn levensgeluk. We spraken vooral over mijn nieuwe roman in wording, Voor Mathilde. Ik had Koos niet meer nodig voor feedback, maar toen we de boerderij van mijn Pake passeerden, begon ik te vertellen over alle mooie dingen uit mijn jeugd, die ik verloren waande en die ik weer tot leven had gewekt. Op de terugweg werden we ingehaald door harde Noordwestenwind. Koos had zoals altijd het tempo, dus had ik de hele dag krachteloos gepeddeld, maar hoe meer weerstand ik voel, hoe harder ik trap. Koos raakte achterop en bleef maar roepen. Ik zag het wel, toen we thuis waren. Dit doen we niet weer.

 

GRAVEN

Behalve musea en exposities bezochten we ook graven. Wally Tax op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam was de eerste. Ik had een enorm zwak voor deze Outsider, maar voor Koos ging het dieper. Op zijn veertiende was hij eens stiekem naar de kroeg gegaan, waar de Outsiders zouden spelen. Omdat het nog erg vroeg was lieten ze hem door en had de drummer hem voorgesteld aan ‘Oom Wally’. Koos was vooral onder de indruk van dat verschrikkelijk lange zwarte haar. In België bezochten we het graf van Reve, in Bergen het graf van Lucebert en Roland Holst, maar dat is elders geboekstaafd. Ook hier was Koos altijd degene die zijn kennis ernstig deelde. Ik inhaleerde alles met grote teugen, als een sigaret na een zware tenniswedstrijd. Naast de plechtige tred van mijn vriend voelde ik me weer licht een kind.

 

KOVACS

Op 8 augustus 2015, toen mijn vriend Koos in het UMCG lag, waar wij het verder niet over zullen hebben, schreef ik hem zoals iedere dag een kortverhaal:
‘Vanochtend om half acht dacht ik zomaar opeens: Daar moet ik met Koos naartoe! Ongeveer zoals je in een heteluchtballon boven de huizen uitstijgt en opeens aan een verdere horizon het IJsselmeer ziet blinken. En dat, terwijl het eigenlijk ruitenwisserweer was. Gedachteloos had ik de radio aangezet – hij stond op Radio 1: beursval of toch niet, bah – en schakelde door naar Radio 2. Wat is dit!? Dezelfde desolate sfeer als bij wijlen Winehouse, schurend tegen de jazz, maar met een eigen stem. Ik had de Harddraversweg nog niet eens gehad, toen mijn merg en been al een pak slaag kregen. In de afkondiging hoorde ik: The devil you know van Kovacs. En toen dacht ik dus, ongeveer waar je bij De Kooi de oude Rijksweg op draait: Daar moet ik met Koos naartoe. Flits – na ruim acht uur werken en een bord aardappelen met prei en een gehaktbal met Zaanse mosterd (geraspte kaas niet vergeten) zocht ik eerst YouTube af. Via de dates op haar site kwam ik bij een concert in de Oosterpoort, waarvoor ik meteen twee tickets bestelde. Klaar. Vooralsnog is het dus mogelijk, dat wij op 17 december samen kijken en luisteren naar dat kleine meisje met haar wolvenmuts, tegelijk bang en moedig, tegelijk een getekende vrouw en kind. Het is niet ondenkbaar. Het is niet bij voorbaat uitgesloten …’

Op 17 december had Koos de stamceltransplantatie zo goed doorstaan, dat hij inderdaad in staat was om samen met mij dat concert te bezoeken. Hij op de tribune van de kleine zaal, ik licht stuiterend op de vloer. Tijdens een ontroerende ballad hadden we oogcontact. Ik zag mijn geluk in zijn ogen. (‘… a new dawn, a new day.’) Toen ze klaar was, schreeuwde ik met een hand op zijn schouder: ‘Dat ene nummer!’ Koos zei: ‘Prachtig!’ Dat ene nummer bleek Song for Joel te zijn, voor altijd verkleefd met de herinnering aan mijn vriend.

 

WIJNS

Ons laatste uitstapje op 24 februari 2018 bracht ons naar het mooie kerkje van Wijns. Na afloop van de uitvaart hebben we in de kroeg aan de overkant een biertje gehaald. Iedereen was er, het was een mooie dag. Toen ik ’s avonds thuiskwam, zat het huis vol visite, en ik was alleen. [Een traan rolt over mijn wang]

Dat was het.

Bekijk ook...

Alpejagerslied verbeeld door Herman Nijholt

Vanouds de Vriendschap

In de tijd dat ik veel poëzie las was mijn favoriete gedicht Alpenjagerslied van Paul van Ostaijen. Waarom? Geen idee. Dit gedicht beschrijft in 150 woorden een vluchtige groet in het voorbijgaan. Door die minimale gebeurtenis, beschreven in eindeloze herhalingen, heeft het iets magisch. Zoals ik in mijn kindertijd door het Kerklatijn de aanwezigheid van God vermoedde.

De oude Jouster Drukkerij in de Midstraat

De Oude Jouster Drukkerij

Toen ik tijdens de feestdagen Black Magic Woman van Fleetwood Mac weer eens op de radio hoorde, dacht ik met weemoed terug aan de Jouster Drukkerij, ofwel de VJD. Niet alleen omdat ik dat plaatje daar voor het eerst hoorde, maar ook omdat de VJD net als Fleetwood Mac twee levens kent.

Match Fixing (1968)

De jaarlijkse voetbalwedstrijd van de Bonifatiusschool tegen de Openbaren zou plaatsvinden op een echt voetbalveld van Sportclub Joure onder leiding van onze gymleraar van der Meer. Wij minachtten van der Meer, want hij spuugde bij het praten, dus noemden we hem heimelijk Flieber. Bovendien was hij gemeen en zelf Openbaar, dus floot hij vast tegen ons. Jopie was onbetwist de beste voetballer van de school, dus hij bepaalde wie erin zat.