Terwijl ik in alle vroegte mijn schoenen, die ik gisteren onder een tafeltje had geschoven, weer aantrok en een veter brak, kwam er – bliep – net een Whatsapp-bericht binnen. Het was mijn vriend de psycholoog, die om 6.46 schreef: Op mijn WC lees ik ‘Onze Lieve Vrouwe van de Schemering’ een bundel essays van Willem Jan Otten. Ik denk tijdens het lezen vaak aan jou. Ben zo vrij en uitspraak van WJO te parafraseren: “Dankzij het verhaal wordt mijn leven reëel.”
Rook
Een oude man met een ijsmuts diep over zijn oren getrokken bleef staan voor de deur van het sigarenmagazijn. Hij trok een zakdoek tevoorschijn, trad naar binnen en snoot zijn neus. De detaillist met krulsnor veerde op achter zijn toonbank, en liep de klant met voorzichtige pasjes en een uitgestoken hand tegemoet.
“Wie hebben we daar?”
“Ja, ik … ik ben er weer.”
“Dat zie ik.”
“Ja.”
“We hoorden dat je even weg bent geweest.”
“Ja. Veertien dagen van huis.”
“Zo! Twee weken!”
“Ja, bijna.”
“En? Hoe gaat het er nu mee?”
“Nou, ik heb hulp, hè …”
“Hulp! Dat is mooi.”
“Ja, dat moest wel. Geen lucht.”
“En? Wat was het nou?”
“Tja, een kwaal met een rare naam.”
“Een kwaal!”
“Ja, dat zeggen ze.”
“Maar ze kunnen wat, tegenwoordig.”
“O ja, tegenwoordig zeker.”
“En wat doen we? Hetzelfde recept?”
“Ach ja …”
“Dat is dan drie negentig.”
De man snoot nogmaals zijn neus, bekeek de vangst en vouwde zijn zakdoek weer dicht. Toen rekende hij af.