Toen ik mijn vrouw bij thuiskomst met overgave zoende, voelde ze anders aan. ‘Is er iets?’, vroeg ik. ‘Hij is weg,’ zei ze met een ondertoon van spijt en berusting. ‘Dat is waar ook! Je hebt meneer Theo naar het tehuis gebracht … of is het een pleeggezin?’ ‘Nee, nee, hij staat in een tuinkas, tussen de andere cactussen. Ach, je had hem moeten zien. Hij stond daar zo stoer …
Sonnet van het Goede Leven
Vis
Weet je waar ik van nu houd? Ik hou erg van vis, vooral een moot zalm, door mijn vrouw met gevoel in de Croma gebakken, van binnen nog net roze en met smaak gekruid. En dat de schelven met de minste druk van het mes al loslaten en op de vork vallen en als je ze dan in je mond steekt, dat er dan nog meer is, ruim voldoende om een gevoel van diepe voldoening achter te laten, dat de hele avond voortduurt. Daar houd ik nu van.
Wat wel jammer is, is dat zalm zo verdomde duur is en, hoewel ik het best kan betalen, ik mij toch moet matigen, juist omdat ik erin geloof, dat op die manier het genot van zalm, op precies de juiste manier bereid, gewaarborgd blijft als het voorportaal van een hemel op aarde. Daar geloof ik stellig in, hoewel ik er niet helemaal zeker van ben.
Vlees
Een biefstuk of varkenshaas op zijn tijd kan ze ook heerlijk klaarmaken, trouwens. Maar wat dat betreft is weer erg jammer, dat van vlees eten de poolkappen afsmelten en de lage landen op den duur zullen onderlopen, althans dat heb ik gelezen in een getoetste bron. Maar later las ik in diezelfde krant, dat tegenover de mindere vleesconsumptie in het westen – zeg maar Joure en omstreken – een veel snellere toename van vleesconsumptie in China staat, omdat ze daar dankzij de afnemende armoede eindelijk ook eens wat anders kunnen eten, dan driemaal daags rijst met niets. En dat is ook verdomde jammer, al weet ik niet precies meer wat ik jammer zou moeten vinden, want ik misgun de Chinezen natuurlijk niet de welvaart, die ikzelf dagelijks geniet.
Spitskool met een glimlach
Maar goed, daarom nam ik vanochtend spitskool mee, want met spekjes, gehakt, aardappelen en een half potje kerrie – zout naar smaak toevoegen – is dat met dit druilige weer ook best lekker, dat wil zeggen, gewoon lekker. Lekker, zo van dat je na de eerste happen tegen elkaar zegt: Lekker, naast elkaar op de bank voor de tv, want wij kijken om kwart over zes graag naar Pointless, een quiz op de BBC. En als we een antwoord weten, roepen we dat. Ik meestal eerst, want mijn vrouw praat onder geen beding met volle mond.
Dat om zeven uur Eva Jinek wat gehaast door de onderwerpen heen hijgt, is jammer, niet erg. Maar dat krijg je er nu eenmaal van, als je cultuur en goed nieuws aanlengt met politiek en oorlog in verre landen. Dat is niet alleen jammer, dat is zelfs verschrikkelijk, dat van die oorlogen zonder uitzicht op vrede. Maar enerzijds is een tweede of derde bombardement net zo verschrikkelijk als het eerste, want verschrikkelijker dan verschrikkelijk bestaat niet – wel als je juist dat derde bombardement op je hoofd krijgt, natuurlijk – en anderzijds prijs ik mij gelukkig, dat het zich ver weg afspeelt. Zou daarentegen het lot van die slacht-daders er beter op worden, als ik in een depressie zink, dan zou ik geen moment aarzelen. Maar dat is niet zo. En ze hebben er ook niets aan, als ik mijn avondeten koud laat worden of met DHL meegeef.
Want mijn bestaan kent een nu eenmaal een gelaagde werkelijkheid. En dat wij tegen elkaar zeggen, dat het lekker is, is daar de meest tastbare schil van, zeg maar de kern. Meteen daarna komt mijn fietstocht naar de Supermarkt, waar ik mij vandaag bij een meisje met een hoofddoek aan de lopende band meldde, dat rustig wachtte, tot ik met boodschappen op de lopende band had gelegd en, toen ik haar dankte dat ze me niet opjaagde met voortijdig scannen, ook nog eens vriendelijk lachte. Zij voelde zich onbedreigd, omdat ik te oud ben om serieus te flirten en dat vind ik helemaal niet erg. In tegendeel! Want was ik niet oud, dan was ik dood en was het afgelopen met oorlog en vrede en met eten en drinken. Voor mij dan.
Politiek en economie kun je niet aanraken, laat staan dat ze iets terug zeggen als je ze groet. Dat zijn de buitenste schillen van het bestaan, die zich niets van mij aantrekken en zich ook niet storen aan mijn welzijn. Mijn kwaliteitscontact aan de kassa van mijn supermarkt, waar ik bij thuiskomst uitgebreid en met enige overdrijving verslag van deed, geeft mij daarentegen een rotsvast vertrouwen in mijn medemensen en de jeugd van tegenwoordig in het bijzonder.
Poëzie
Wat ik eigenlijk wilde zeggen is, dat het me eigenlijk niet zoveel kan schelen, wat we eten, zolang we maar te eten hebben en ik kan blijven zeggen, dat het lekker is, al dan niet met volle mond, en dat dat wordt beaamd. Welbeschouwd is alles wel een beetje lekker en al die verschillende gradaties van lekker en heerlijk zijn als de deining van een kalme zee, ritme van het goede leven, rijmschema van mijn innerlijke poëzie.