Tekening van Tilly

Nagelaten

‘Heb jij die tekening van Tilly nog?’, vroeg mijn vriend Koos van der Sloot op een dag. Het zal een jaar of 10 geleden zijn. Natuurlijk! Ik haalde een blauw portfolio van zolder, waarin ik hem bijna 30 jaar zorgvuldig had bewaard.
‘Als jij er niets mee doet, geef mij hem dan maar mee,’ zei mijn vriend streng. ‘Ik heb hem ook gekregen.’ Daar kon ik niets tegen in brengen. We hadden hem ooit gekregen voor ons tijdschrift De Vogelaar.

Pas vorig jaar, toen ik na de dood van mijn vriend tijdelijk het beheer over zijn nalatenschap kreeg en een ronde door zijn huis maakte, waarbij ik zelfs beschroomd geheime deuren opentrok, moest ik weer aan die tekening van Tilly denken. Hij hing nergens. De knagende angst dat hij hem had verpatst maakte dit kunstwerk plotseling waardevol, zelfs onmisbaar. Daarom was ik zeer opgetogen toen ik vorige week een appje kreeg: Gevonden! Koos had hem natuurlijk niet verpatst. Hij had hem ingelijst en toen weer opgeborgen in een kast. Ik maakte meteen een afspraak om hem te komen halen.

Opheffing

Omdat de benzine duur genoeg was, besloten we er maar meteen een middagje Leeuwarden aan vast te knopen. Doordat P-Klanderij werd verbouwd, moesten we in de parkeergarage op het Hoeksterend parkeren, waardoor we op de Voorstreek zomaar een sportzaak passeerden met Opheffingsverkoop.
‘Ik moet nieuwe tennisschoenen hebben’, zei ik en liep naar binnen. Mijn oude schoenen waren glad en gescheurd, waardoor ik ze iedere wedstrijd vol zand liep. Recht voor mijn neus herkende ik onmiddellijk het K-Swiss logo - mijn merk. Toen ik een willekeurig paar omkeerde, zag ik dat ze een all-court profiel hadden – mijn profiel – en maatje 43 waren – mijn maat. En ze kostten maar 49,99!
‘Dat is diefstal!’, zei ik tegen de jongedame die bij me kwam staan, terwijl ik ze paste.
‘Ik heb toch liever dat u afrekent,’ lachte ze onbezorgd.
‘Heeft u al iets nieuws?’, vroeg ik, ‘… voor na de opheffing?’
‘O ja,’ zei ze, ‘ik word tandartsassistente. Dat lijkt me leuk.’
Het is altijd lente in de ogen van de tandartsassistente, neuriede ik, maar ze was te jong om het te herkennen. Bovendien ben is niet erg toonvast.

Genade versus bedoeling

Eenmaal buiten rekende ik voor, dat we met de winst op mijn schoenen best even langs Boekhandel van der Velde konden gaan en dan nog steeds de benzine hadden terugverdiend. Daar kochten we elk twee boeken voor de vakantie; ik de biografieën van taalvirtuozen Willem Wilmink en Luc de Vos. De laatste vond ik God beter het op de ramsjzolder! Tijdens een cappuccino op een terras, waar we ongemoeid een kwartier achter een leeg kopje mochten blijven zitten – wederom genade – legde ik mijn vrouw uit, hoe de tekening van Tilly er uitzag.
‘Hmm,’ zei ze zuinig, ‘ik denk niet dat het iets voor mij is.’ Maar toen ik hem een half uur later ingelijst omhooghield, lichtte ze zichtbaar op.
‘De kop van Mozart op een genummerde torso van de Venus van Milo! Wat zou ze daarmee bedoelen?’
‘Geen idee,’ zei ik, ‘maar is hij niet geweldig?’
‘Ja,’ gaf ze toe, ‘het is misschien wel iets voor de werkkamer.’
Ik verklaarde haar terstond de liefde - dat was er al een week bij in geschoten – want alleen al het vooruitzicht, dat hij na 38 jaar eindelijk zou hangen, met een biografie van Wilmink en de Vos op de koop toe, bekostigd door een primaire levensbehoefte en een opheffingsverkoop, vulde mij tot de rand. Waar heb ik dit aan verdiend?, dacht ik ritueel.

Zonder titel

Maar toen ik die nacht lag te woelen – Wat is er? – Niets … - vroeg ik mij af of die tekening werkelijk een bedoeling had en of de kunstenares dat nog wist, terwijl ik het eigenlijk niet wilde weten. Maar ik kon het niet helpen. Bedoelingen zijn vaak zo ontluisterend. Toen ik lang geleden aanbelde bij haar galerijflat, droeg ze in huis een leren jas en op de vloer lagen vellen papier met natte Chinese tekens. Ook toen vroeg ik me niet af, wat die betekenden. Ze gaf me die tekening, ik zei dat hij prachtig was en bedankte haar. Hij zag er inderdaad uit als een raadsel. Nou en? We hebben hem gebruikt in Vogelaar nr 4 en nu hangt hij ingelijst aan de wand. Als ik ernaar kijk, zie ik 38 jaar vriendschap, leven en dood, en is dat eigenlijk niet meer dan genoeg?

Bekijk ook...

Bezoek

‘Wat doe je nou?’, vroeg ze toen ik de stofzuiger wegzette. ‘Ik ga me scheren,’ zei ik. ‘Ben je hier dan al geweest?’ ‘Hier liggen toch geen scherven?’

Jacobus Quiryn Smink (1954-2024)

Dichter met een Q in het midden

Door het lot gedreven passeerde ik op vrijdag 2 februari het dorp Sondel, terwijl er een lange rij voor de kerkdeur stond. ‘Dat zal de uitvaart van Jacobus Smink zijn,’ dacht ik met enige weemoed. Ik overwoog aan te sluiten, maar ik was niet uitgenodigd. Wij waren … tja, bijna-vrienden. Wij hebben elkaar welgeteld 1, 2, 3 … 9 keer ontmoet.

Jan Prakje on the road

Jan Prakje

Terwijl ik in alle vroegte mijn schoenen, die ik gisteren onder een tafeltje had geschoven, weer aantrok en een veter brak, kwam er – bliep – net een Whatsapp-bericht binnen. Het was mijn vriend de psycholoog, die om 6.46 schreef: Op mijn WC lees ik ‘Onze Lieve Vrouwe van de Schemering’ een bundel essays van Willem Jan Otten. Ik denk tijdens het lezen vaak aan jou. Ben zo vrij en uitspraak van WJO te parafraseren: “Dankzij het verhaal wordt mijn leven reëel.”